Plan: | Bestemmingsplan Oude Huissenseweg - Ir. Molsweg |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.733-0501 |
Onderzoek Groen
De busbaan en de afrit van de Pleijweg op de Ir. Molsweg vallen volgens het Groenplan in de dijkzone 'Malburgse Veerweg'. Beleid is dat dijkzones hun markante landschappelijke verschijning behouden. Hierbij hoort ook de zogenaamde 'aanhangende' open ruimte (aan beide zijden 'hangend' aan de dijk). In deze open ruimte moet het extensieve en agrarische karakter van de kavelbrede groenzone behouden blijven, met name binnendijks.
De aanleg van de busbaan en de verbreding van de afrit verstoren de continuïteit in het ruimtelijk open en groene profiel. Met name door de overbrugging van het hoogteverschil zal het karakter van de dijk door het nodige grondverzet worden aangetast. Daarnaast zal voor de extra infrastructuur dijkbeplanting moeten wijken.
Vanwege de gedeeltelijke ligging van het plangebied in het uiterwaardengebied van het waardevolle landschap Ooijpolder en Rijnstrangen is het van belang dat de aanleg van de infrastructuur bijdraagt aan een verbetering van de landschappelijke samenhang. De genoemde kernkwaliteiten (o.a. de gave gradienten van kom-oeverwal-uiterwaard-rivier en de dynamiek van de rivieren; een overwegend open landschap met in de kom afwisseling van weidebouw; oude strangen en kleiputten met ooibos, en een vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap) zullen hierbij centraal moeten staan.
Conclusies Groen
Vanuit landschappelijk oogpunt zijn de verbreding van de afrit en de aanleg van een vrije busbaan op het voorgestelde tracé in principe onwenselijk. Omdat de vrijliggende busbaan een belangrijke rol speelt in het regionale openbaar vervoerssysteem en bij gebrek aan een alternatief tracé zal moeten worden afgeweken van het beleid zoals verwoord in het Groenplan. Om de landschappelijke aantasting te minimaliseren wordt bij de aanleg van de nieuwe infrastructuur aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing waarbij specifiek rekening is gehouden met de kernkwaliteiten zoals deze zijn omschreven voor het uiterwaardengebied voor het waardevolle landschap Ooijpolder en Rijnstrangen. Hiertoe is een inrichtings- en beplantingsplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in Bijlage 7 van deze toelichting en wordt beschreven in paragraaf 4.3.2.
Onderzoek Ecologie
Om de ontwikkeling te toetsten aan de vigerende natuurwetgeving is in opdracht van de gemeente Lingewaard door Royal Haskoning een ecoscan uitgevoerd onder de naam Ecoscan HOV verbinding ir. Molsweg onder projectnummer 9V1034.B6 en gedateerd op 21 juli 2009. Deze ecoscan is gericht op de totale ontwikkeling dus inclusief de aanpassingen op het grondgebied van Lingewaard. Totaal gaat het om de volgende ingrepen:
In deze scan is uitgegaan van drie verschillende toetsingskaders: de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur.
Binnen een contour van drie kilometer rond het plangebied is een tweetal Natura 2000-gebieden gelegen: De Gelderse poort (ook onderdeel van Nationaal Landschap Gelderse poort) en de Uiterwaarden IJssel. Het plangebied bevindt zich ín en in de nabijheid van gebieden waar de
Natuurbeschermingswet van toepassing is. Met name “Gelderse poort” is - gezien de ligging van het plangebied binnen de grenzen van dit gebied - van belang. Daarnaast is het plangebied gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS Verweving). EHS-verweving is van belang voor soorten die in gebieden leven waarin natuurelementen verweven zijn met agrarisch gebruik van het landschap.
Om de voorgenomen ingrepen te toetsen aan de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de kaders van de EHS is onderzocht wat het effect is van de verkeerskundige ingrepen (nieuw op- en afritten bij de aansluiting van de Ir. Molsweg op de N325, aanleg van een vrijliggende busbaan langs de Ir. Molsweg en de aanleg van een “by-pass” langs de rotonde bij de aansluiting op de Nielant.) op de aanwezige beschermde soorten.
Conclusie Ecologie
Ten aanzien van de Flora- en faunawet is een overtreding van verbodsbepalingen niet aan de orde. Nader onderzoek is niet noodzakelijk en een ontheffing hoeft niet te worden aangevraagd.
In het kader van de Natuurbeschermingswet zijn (significant) negatieve effecten als gevolg van externe werking en ook oppervlakteverlies uit te sluiten.
Vanuit de Ecologische Hoofdstructuur is een significant negatief effect op wezenlijke waarden en kenmerken niet aan de orde.
Op grond van de aannames zoals gedaan in de ecoscan kan geconcludeerd worden dat het plangebied een beperkte waarde heeft voor beschermde Flora- en fauna. Het maakt wel onderdeel uit van het Natura 2000-gebied “Gelderse Poort” en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS verweving). In overleg met de provincie is overeengekomen dat de inrichting van het omliggende gebied een bijdrage moeten leveren ten aanzien van de doelstellingen van de EHS. Hiervoor is een beplantingsplan gemaakt. Dit beplantingsplan maakt deel uit van het totale inrichting- en beplantingsplan zoals opgenomen in Inrichting- en beplantingsplan HOV-verbinding van deze toelichting en beschreven in paragraaf 4.3.2.