Plan: | Bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.719-0501 |
In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.
Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.
Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.
Bestemmingsplangebied
In het bestemmingsplangebied komen de volgende gebiedstype(n) voor:
In de volgende hoofdstukken worden per beleidsthema het beleidskader, de analyse van het plangebied en de conclusies voor de beleidsinzet gegeven. Prioritering van de beleidsinzet vindt plaats aan de hand van de methode beschreven in de Integrale Milieuvisie, deel 1 hoofdstuk 3
Een belangrijke randvoorwaarde voor de planontwikkeling is, dat de te bouwen woningen en de andere in het plangebied benodigde voorzieningen zodanig dienen te worden gesitueerd, dat milieuhinder in de woonomgeving tot een minimum beperkt blijft.
In paragraaf 4.1.3 en 4.1.4 is een beschrijving opgenomen van diverse functies die in de huidige situatie in en om het plangebied milieuhinder veroorzaken, en die daarom een belemmering kunnen vormen voor woningbouw. Door het treffen van maatregelen wordt een gedeelte van de bestaande belemmeringen weggenomen. Het projecteren van nieuwe functies in het plangebied leidt echter ook tot nieuwe belemmeringen. In de volgende paragrafen worden de uitgangspunten met betrekking tot milieuaspecten aangegeven waarmee in het plan rekening gehouden dient te worden. In de volgende paragrafen is eveneens aangegeven op welke wijze in het nieuwe bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 is omgegaan met de beperkingen die samenhangen met diverse milieuaspecten.
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, in dit geval de nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de
VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in zes categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 is een inventarisatie van het huidige gebruik in het plangebied uitgevoerd. Verder is er geïnventariseerd welk bestaand gebruik en welke inrichting(-elementen) een belemmering zouden kunnen zijn voor de toekomstige (woon-)bestemmingen.
De inventarisatie is uitgevoerd binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan. Voor het vaststellen van afstandsmaten tot woonbebouwing is aansluiting gezocht bij bestaande richtlijnen. De indicatieve afstanden zoals weergegeven in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, juli 2007 zijn hierbij gehanteerd. Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening zijn deze indicatieve afstanden de belangrijkste indicator. Van deze indicatieve afstanden kan overigens gemotiveerd worden afgeweken. De afstanden welke zijn neergelegd in besluiten welke zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer geven afstanden weer waarbinnen niet meer met een standaard voorschriftenpakket kan worden gewerkt maar een vergunningplicht Wet milieubeheer gaat gelden. Deze afstanden spelen in het kader van de ruimtelijke ordening een ondergeschikte rol.
Een gedeelte van de aanwezige belemmeringen zal worden weggenomen, bijvoorbeeld door feitelijke bedrijfsbeëindiging of door het treffen van maatregelen. Door de aanleg van infrastructuur worden echter ook nieuwe belemmeringen in het gebied geïntro-duceerd.
In het westelijk deel van het plangebied (ten westen van de spoorlijn) zijn de volgende zes categorieën van gebruik geïnventariseerd. Deze gebruiksvormen en de daarbij behorende richtlijnen zijn:
A. Intensieve veehouderij
Op grond van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, juli 2007 VNG, is voor varkenshouderijen en pluimveehouderijen een indicatieve afstand van 200 meter gegeven. Voor rundveehouderijen geldt een indicatieve afstand van 100 meter. De component geur is hierbij de belangrijkste factor. De afstand die in verband met geurhinder moet worden aangehouden tussen woningen en (intensieve) veehouderijen wordt aangegeven in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv), 1 januari 2007. De afstanden zijn afhankelijk van het aantal gehouden dieren en de aard van de omgeving.
B. Melkrundveehouderij
In het Besluit landbouw milieubeheer, 6 december 2006, wordt een zoneringafstand aangegeven van 50 meter. Deze afstand geldt rond stallen, bedrijfsgebouwen en kuilvoeropslag.
Rond mestopslag geldt een zoneringafstand van 100 meter.
C. Groente- en fruitteelt; akker-, land- en tuinbouw
Op grond van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, juli 2007 VNG, is voor akkerbouw-, groente- en fruitteeltbedrijven een indicatieve afstand van 30 meter gegeven. Deze zoneringafstand is gebaseerd op het gebruik van bestrijdingsmiddelen en mogelijke geluidhinder. Op grond van het Besluit landbouw milieubeheer op
6 december 2006 is voor akker-, land- en tuinbouw en bedrijfsgebouwen ook een afstand van 30 meter gegeven.
D. Propaantanks
In het gebied Schuytgraaf is geen aardgasnet aanwezig. Bewoners maken wel gebruik van propaantanks (tot 8m3). Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, beter bekend als het Activiteitenbesluit, 1 januari 2008, geldt maximaal een zoneringafstand van 50 meter tot de bebouwde kom, in verband met eventuele explosie. Bij kleinere tanks (2m3) kan een meer beperkte zonering worden aangehouden. In het kader hiervan moet er ten opzichte van woningen van derde rekening worden gehouden met een minimale afstand van 25 meter. Uit veiligheidsoverwegingen is een afstand van 50 meter aangehouden.
E. Trafostation
Op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, juli 2007 VNG, 's Gravenhage geldt een zoneringafstand van 30, 50, 100 of 300 meter, afhankelijk van de grootte van de trafo. In het plangebied liggen twee trafostations waarvoor een afstand van 30 meter geldt.
F. Herstelinrichting motorvoertuigen
Op grond van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, juli 2007 VNG, is voor herstelinrichting motorvoertuigen een indicatieve afstand van 30 meter gegeven. Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, beter bekend als het Activiteitenbesluit, 1 januari 2008, wordt een afstand aangehouden van 30 meter.
G. Hulpwarmtekrachtcentrale
De hulpwarmtecentrale heeft een milieuvergunning. Binnen de hulpwarmtecentrale staan vier bovengrondse opslagtanks van 150 m3 met gasolie. Gasolie is een K3 vloeistof waardoor er geen externe veiligheidrisico's zijn. Op basis van de milieucategorie indeling (3.1) moet er ten opzichte van andere objecten (waaronder woningen) rekening worden gehouden met een richtafstand van 50 meter.
In het plangebied is de volgende hoofdbebouwing aanwezig:
Adres | Kadastrale aanduiding |
Huidig gebruik | Gebruiksvorm | Afstand in meter |
Drielse Rijndijk 107 ** | AF 33 | Huiskavel met woning | Varkensmesterij 550 mve Propaantank |
200 50 |
Drielse Rijndijk 109 | AF 35 | Woning | Propaantank | 50 |
Drielse Rijndijk 111 | AF 37/40 | Huiskavel met woning en silo | 2 propaantanks | 50 |
Drielse Rijndijk 113 | AF 39 | Woning | Propaantank | 50 |
Drielse Rijndijk 115 ** | AF 44 | Huiskavel met woning | Propaantank | 50 |
Achterstraat 1 | AF 24 | Woning | - | |
Achterstraat 1a | AF 25 | Woning | - | |
Achterstraat 3 *** | AF 28 | Woning | Propaantank | 50 |
Nabij Achterstraat 3 ** | AF 27/31 | Fruitteelt | 30 | |
Achterstraat 5 *** | AF 29 | Woning | Propaantank | 50 |
Achterstraat | AF 30 | Nutsvoorziening | ||
Achterstraat 9 *** | AF 31 | Woning | Propaantank | 50 |
Achterstraat 2 | AF 49/50/51 | Woning | Propaantank | 50 |
Achterstraat 4 | AF 52 | Woning/autohandel | Herstelinrichting motorvoertuigen Propaantank |
30 50 |
Achterstraat 6 | AF 53 | Woning | - | |
Achterstraat 8 | AF 698 t/m 702 | Huiskavel met woning | - | |
Achterstraat 12 | AF 346/347 | Twee woningen | - | |
Achterstraat 14 | AF 345 | Woning | Propaantank | 50 |
Achterstraat 16 | AF 227 | Woning | - | |
Achterstraat 20 | AF 69 | Boerderij De Kroon | Maatschappelijk | 0 |
Nabij Achterstraat 20 | AF 75 | - | ||
Vogelenzangsestraat 16 | AF 87 | Woning | Propaantank | 50 |
Vogelenzangsestraat 18 | AF 251 | Bouwkavel t.b.v. woning | - | |
Vogelenzangsestraat 20 | AF 85 | Woning | - | |
Vogelenzangsestraat 22 | AF 54 | Huiskavel met woning | Propaantank | 50 |
't Vlot 2 | AF 151 | Woning | Propaantank | 50* |
't Vlot 4 | AF 256 | Woning | Propaantank | 50* |
't Vlot | AF 148 | Nutsvoorziening | Trafostation | 30 |
't Vlot 10 | AF 146 | Woning | Propaantank | 50* |
't Vlot 12 | AF 145 | Woning | Propaantank | 50* |
't Vlot 14 | AF 144 | Woning | Propaantank | 50* |
't Vlot 18 | AF 143 | Woning | Propaantank | 50* |
't Vlot 22 | AF 142 | Woning | Propaantank | 50* |
't Vlot 24 | AF 137 | Woning | Propaantank | 50* |
Grote Molenstraat | AF 174 | Nutsvoorziening | Trafostation | 30 |
Grote Molenstraat 148 | AF 172/173 | Huiskavel met woning | Propaantank | 50 |
De Laar 12a | AF 106 | Woning | Akkerbouw | 30 |
De Laar 14 | AF 195/196 | Woning | - | |
Marasingel 19 | AF 318 | Boerderij De Buitenplaats | Maatschappelijk Propaantank |
0 50 |
* geclusterde zoneringsafstand
Het gebied gelegen ten noorden van de Achterstraat wordt als agrarisch gebied met waarden gehandhaafd.
De agrarische bedrijven aangegeven met ** kunnen worden gehandhaafd, inclusief de op deze percelen aanwezige propaantanks. Bij aanvraag om uitbreiding of wijziging van de bedrijfsvoering zal eerst worden vastgesteld of dit niet leidt tot belemmeringen voor toekomstige (woon-)bestemmingen.
De bij de percelen (aangeduid met ***) gesitueerde propaantanks veroorzaken geen belemmering voor toekomstige (woon-)bestemmingen. Deze tanks kunnen in principe worden gehandhaafd.
Enkele adressen binnen het plangebied van Schuytgraaf, bestaan uit voormalige boerderijen en woningen, Deze zullen worden ingepast in de nieuwbouw. In veld 1 zal het hoofdgebouw van Achterstraat 8 ingepast worden. Ook zullen Achterstraat 12 en 14 samen ingepast worden. Verder wordt ook Achterstraat 10 toegevoegd. In veld 2 zal Achterstraat 16 ingepast worden. Voor Achterstraat 20 in veld 3 is besloten om aan deze locatie mogelijk een bijzondere gebruiksfunctie toe te kennen. Hierbij kan worden gedacht aan een maatschappelijke functie.
Alleen de fruitteelt van het adres nabij Achterstraat 3 (AF 27/31) vormt een belemmering voor de volledige realisatie van woonveld 1. Met de betrokken eigenaar zal overleg worden gevoerd over aanpassing van de bedrijfsvoering teneinde te zijner tijd de belemmering voor de volledige realisering van woonveld 1 op te heffen.
In de regels is de bepaling opgenomen dat op de gronden die zijn gelegen binnen veld 1 en die worden bestreken door de milieucontour slechts nieuwe woonbebouwing mag worden gebouwd indien feitelijk en op grond van de juridisch vergunde situatie de belemmerende contour is opgeheven. Voor perceel AF 106, De Laar 12a, geldt dat de akkerbouw zal verdwijnen.
Buiten het plangebied zijn de volgende acht categorieën van gebruik geïnventariseerd. Voor de aan te houden afstanden wordt kortheidshalve,voor bedrijven welke al zijn genoemd in de vorige paragraaf, verwezen naar de daar genoemde indicatieve afstanden. De gebruiksvormen buiten het plangebied en de daarbij behorende richtlijnen zijn:
A. Veehouderij
B. Melkrundveehouderij
C. Groente- en fruitteelt; akker-, land en (tuin-)bouw
D. Glastuinbouw
Op basis van het Besluit glastuinbouw is op 21 februari 2002 (Stb 2002, nr. 109) (gepubliceerd en op 1 april 2002 in werking getreden) moet tussen een glastuinbedrijf en woningen een zoneringafstand van 30 meter in acht worden genomen.
E. Propaantanks/huisbrandolie-tank
F. Reparatie landbouwmachines
Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, beter bekend als het Activiteitenbesluit, 1 januari 2008, wordt een zoneringafstand aangehouden van 50 meter.
G. Rioolwaterzuivering
Op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, VNG, juli 2007 geldt een zoneringafstand van 300 meter. In deze gevallen is geurhinder de belangrijkste parameter voor het vastleggen van een zoneringafstand.
H. Trafostation
Deze buiten het plangebied gelegen percelen kennen de volgende gebruiksvormen:
Adres | Gebruiksvorm | Afstand in meter |
Vogelenzangsestraat 13 | Melkrundveehouderij + kuilvoeropslag Propaantank |
50 50 50 |
Vogelenzangsestraat 14 | Glastuinbouw + manege-activiteit |
30 50 |
Vogelenzangsestraat 15 | Propaantank | 50 |
Vogelenzangsestraat 17 | Melkrundveehouderij Propaantank |
50 50 |
Nabij Grote Molenstraat 136 (AF 184) | Propaantank | 50 |
Grote Molenstraat 150 | Reparatie landbouwmachines Propaantank |
50 50 |
Grote Molenstraat 177 | Akkerbouw (hobby-matig) | 50 |
Grote Molenstraat 181 | Akkerbouw | 50 |
Grote Molenstraat 185 | Veeteelt (500 mve) | 200 |
Zesseling 6 | Propaantank | 50 |
Zesseling 12 | Propaantank | 50 |
Drielse Rijndijk 25 | Rioolwaterzuivering 165.000 ie te vergroten tot 240.000 ie (Geen A-inrichting) |
300 |
Ten zuiden van De Laar | Trafostation (1 trafo 66 MVA in dienst + 1 reserve) |
50 |
De in deze paragraaf genoemde locaties en de daartoe behorende gebruiksvormen
- met uitzondering van de op Arnhems grondgebied gelegen rioolwaterzuiverings-installatie en Drielse Rijndijk 105 - kennen hun planologische regeling in enig bestemmingsplan van de gemeente Overbetuwe. Met uitzondering van de rioolwater-zuiveringsinstallatie vormen de weergegeven afstanden geen belemmering voor de gewenste ontwikkelingen. Daar waar de aangegeven zonering over het plangebied valt bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.
De rioolwaterzuivering (Drielse Rijndijk 25) vormt een belemmering voor de volledige realisering van woonveld 6. Met de inrichting van de woningen in veld 6 moet rekening worden gehouden met de afstand tot aan de hindercirkel van de rioolwaterzuivering. Voor woonveld 3 ligt de rioolwaterzuivering op voldoende afstand om geen belemmering te vormen.
Tankstation
Binnen het plangebied is een tankstation geprojecteerd. Het gaat om een tankstation zonder verkoop van LPG alleen benzine, diesel en eventueel aardgas. In dit geval moet er rekening worden gehouden met een richtafstand ten opzichte van kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten van 30 meter.
Sportvelden en Sporthallen
Binnen het plangebied zijn sportvelden en sporthallen voorzien deze vallen onder milieucategorie 3.1. Dit betekent dat er ten opzichte van onder andere woningen rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 50 meter.
Centrumgebied
Een centrumgebied kenmerkt zich als een gebied voor zowel wonen als werken. Dus winkels, kantoren, horeca en kleinschalige bedrijvigheid naast wonen. Over het algemeen gaat het hierbij om milieucategorie 1 en 2 bedrijven.
Sinds de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan Schuytgraaf 1999 is er landelijk aandacht besteed aan de invloedsfeer van hoogspanningsleidingen. In verband daarmee zou een grotere afstand tussen de hoogspanningsleiding en op te richten woonbebouwing mogelijk wenselijk zijn. De aan te houden afstanden in verband met veiligheid en gezondheid zijn dan veel kleiner. Nadat is gebleken dat een en ander past in de grondexploitatie, is besloten een groot deel van deze hoogspanningsleiding ondergronds aan te leggen. De zakelijk rechtstrook voor deze ondergrondse hoogspanningsleiding is 5 meter aan weerszijden van de as van de leiding (totale breedte 10 meter), met uitzondering van de mofverbindinglocatie (ongeveer halverwege de route). Ter plaatse van de mofverbinding is de zakelijk rechtstrook 10 meter breed over een afstand van 50 meter (25 meter aan weerszijden van de mofverbinding).
In het uiterste noorden en zuiden ligt nog een stukje van de bovengrondse hoogspanningsverbinding. De zakelijke rechtstrook langs deze leiding bedraagt aan beide zijden 22,5 meter (totale breedte 45 meter). Binnen deze zone is woningbouw in principe uitgesloten. De belangrijkste reden hiervoor is het vermijden van gevaar van draadbreuk, omwaaien van masten en van de draden vallende ijsafzetting.
Op grond van de Circulaire inzake extreem laagfrequente elektrische en magnetische velden ('ELF velden'), ministerie van VROM 's Gravenhage, januari 1995 kan er van worden uitgegaan dat op een afstand van ten minste 60 meter van de hoogspanningsleiding geen gezondheidsrisico's van de hoogspanningsleiding zijn te verwachten. Niet bouwen in de zakelijk rechtstrook heeft tevens het karakter van een voorzorgmaatregel voor het geval in de toekomst mocht blijken dat langdurige blootstelling aan ELF-velden met lage veldsterkten toch een negatief effect op de gezondheid heeft.
Ten zuiden van het plangebied is, op grondgebied van de gemeente Overbetuwe, een hoogspannings-schakelstation aanwezig. Voor een dergelijk station werd in het verleden een zoneringafstand van 50 meter gehanteerd (Bedrijven en milieuzonering, 1992 VNG 's Gravenhage).
De andere in het plangebied aanwezige (hoofd-)leidingen worden waar mogelijk gehandhaafd. Bij de situering van de woonvelden is daarmee rekening gehouden. De desbetreffende leidingen worden middels een dubbelbestemming als zodanig bestemd, waarbij is de belemmerde zones die in acht moeten worden genomen op de verbeelding worden weergegeven.
Door de zuidelijke rand van het plangebied loopt een hogedruk-gasleiding. Rond deze leiding (12", 40 bar) geldt een aandachtsgebied van 30 meter aan weerszijden van de leiding (Circulaire 'Hogedruk aardgas-transportleidingen' NEN 3650). In verband hiermee:
In kader van de externe veiligheid wordt de gasleiding tezamen met de transportroute gevaarlijke stoffen verder besproken in de paragraaf die handelt over de externe veiligheid in het plangebied.
Door het noordelijk deel van het plangebied loopt een rioolpersleiding. Hierlangs geldt een zakelijk rechtstrook van totaal 8 meter (4 meter aan weerszijden, volgens opgaaf van het zuiveringsschap).
Aan de westzijde van de spoorlijn lopen in noord-zuid richting een rioolpersleiding over de gehele lengte van het plangebied.
In het plangebied loopt langs het spoor loopt een watertransportleiding. Hierlangs geldt een zakelijk rechtstrook van 2 meter aan weerszijden van de as van de leiding. Ook voor de hierboven genoemde hoofdtransportleidingen geldt dat deze middels een dubbelbestemming op de verbeelding zijn weergegeven en vastgelegd.
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen.
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.
De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).
Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
In augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
Het plangebied ligt niet in de zone van een industrieterrein. Industrielawaai levert derhalve geen belemmering op voor de planontwikkeling.
Het adviesbureau Goudappel Coffeng heeft de gevolgen van het wegverkeerslawaai op de ruimtelijke ontwikkelingen onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Schuytgraaf 2010” met het kenmerk GSB039/Kmc 13 januari 2011. Het onderzoek is als bijlage toegevoegd (bijlage 2).
Op de afbeeldingen 4 en 5 zijn de geluidscontouren voor de provinciale weg en de ringweg weergegeven.
Afbeelding 4
Geluidbelasting wegverkeer provinciale weg
Afbeelding 5
Geluidbelasting wegverkeer ringweg
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Drielse Rijndijk en ten westen van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen aan de Metamorfosenallee/N837 te Arnhem. Geluidhinder van wegverkeer vormt binnen Schuytgraaf een belemmering voor woningbouw als gevolg van het verkeer in de woonwijk (ringweg) en door de aanwezigheid van de doorgaande weg Metamorfosenallee/N837.
Op grond van de Wet geluidhinder dient akoestisch onderzoek te worden verricht indien geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden geprojecteerd binnen geluidszones langs wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen en straten waarvoor een maximum rijsnelheid geldt van 30 km/uur. In het akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond dat ter plaatse van geprojecteerde geluidgevoelige bestemmingen zal worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai of aan een vastgestelde hogere grenswaarde.
Als uitgangspunt geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur voor de Metamorfosenallee (gelegen binnen het plangebied Schuytgraaf) en voor de Mara- en Minervasingel.
Het plangebied is verdeeld in een aantal velden. De verdeling van de velden is hieronder weergegeven.
Uit de berekeningen van Goudappel Coffeng volgt dat in een groot aantal velden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Nergens wordt de toegestane grens, binnen woongebieden, van 58 dB, voortkomend uit het Beleidsplan geluid, overschreden.
Indien volgens de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden,
dient een drietal mogelijke maatregelen te worden bezien om toch aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Deze zijn in volgorde van prioriteit:
Maatregelen aan de bron
Omdat overschrijdingen van de voorkeur¬grenswaarde verwacht werden zijn al maatregelen aan de bron toegepast. Om te voldoen aan de voorkeurgrenswaarde wordt opdelen van de provinciale weg en op de gehele ringweg geluidsreducerend asfalt toegepast. Dit geeft een geluidsreductie van 3 tot 4 dB en daarmee worden overschrijding
van de voorkeurgrenswaarde in een aantal velden voorkomen.
Maatregelen tussen bron en ontvanger
De mogelijkheden voor maatregelen tussen de bron en ontvanger zijn beperkt. De
afstand tussen de bron en ontvanger vergroten en het toepassen van schermen of
geluidswallen past niet binnen het stedenbouwkundig plan. De afstand tussen de provinciale weg en de woningen is al aanzienlijk en grotendeels voldoende. Het vergroten van de afstand tussen de ringweg en de woningen leidt tot een wegbeeld dat niet meer past binnen de bebouwde kom en is daarom niet wenselijk.
Aanvraag ontheffing hogere grenswaarde
Voor het totale plangebied is een globale schatting gemaakt van de hoeveelheid woningen waarvoor een ontheffing tot een hogere grenswaarde benodigd is. Een gedetailleerde berekening is op dit moment nog niet mogelijk, omdat voor een belangrijk deel van het plangebied nog geen verkaveling beschikbaar is.
Daarom zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.
Ten eerst worden in deel van de bebouwing niet geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Ten tweede gelden de overschrijdingen voor de eerstelijns bebouwingen waarbij elke 7 meter een nieuwe woning is gerekend. De hieruit volgende prognose is opgenomen in tabel 5.4 van het “Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Schuytgraaf 2010” met het kenmerk GSB039/Kmc 13 januari 2011, dat als bijlage 2 bij dit plan is gevoegd.
Uit tabel blijken op basis van een globale schatting in totaal 450 ontheffingen nodig voor appartementen waarbij de woningen in de geprojecteerde landmark in veld 15 nog niet is meegenomen. Daarnaast zal er voor 36 woningen een ontheffing moeten worden aangevraagd.
In het verleden zijn 644 ontheffingen verleend (circa 10% van totaal aantal woningen). De verwachting is dat er mogelijk een hoger aantal ontheffingen nodig zullen zijn dan in het verleden reeds zijn verleend. De belangrijkste oorzaak hiervan zijn de hoogteaccenten in de bebouwing (landmarks) waar in het verleden geen rekening mee is gehouden. Daarnaast is ook het aantal appartementen gestegen. De belangrijkste oorzaak hiervan zijn de appartementen in veld 13 evenwijdig aan de Metamorfosenallee
Voor het bestemmingsplan Schuytgraaf 2003 zijn reeds in 1999 ontheffingen verleend. Binnen de bestemming Centrum -2 in veld 15 wordt gebruik gemaakt van deze ontheffingen. .
Inprikkers (veldtoegangswegen)
Voor het wegverkeerslawaai langs de inprikkers is het aanvragen van ontheffing niet mogelijk. Echter geluidsbelastingen boven de voorkeurgrenswaarde zijn ook hier niet gewenst. Op de inprikkers van een aantal velden is de verkeersintensiteit dermate hoog dat geluidsreducerende maatregelen waarschijnlijk noodzakelijk zijn. Ook ten gevolge van de inprikkers in andere velden overschrijdt de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde. Hoewel dit in mindere mate is, is ook hier het aan te bevelen nader onderzoek te verrichten. Hiervoor is door GEM Schuytgraaf een protocol opgesteld. Dit protocol is als bijlage bij het “Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Schuytgraaf 2010” met het kenmerk GSB039/Kmc 13 januari 2011 opgenomen (bijlage 2).
De gevolgen van het railverkeerslawaai op de ruimtelijke ontwikkelingen zijn eveneens gerapporteerd in het onderzoek “Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Schuytgraaf 2010” met het kenmerk GSB039/Kmc d.d. 13 januari 2011. Het onderzoek is als bijlage 2 toegevoegd.
Uit de berekeningen van Goudappel Coffeng volgt dat in een groot aantal velden de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden. Er zijn geen overschrijdingen van maximale ontheffingswaarde van 68 dB (Wet geluidhinder) geconstateerd.
Niet voor alle waarneempunten wordt voldaan aan de basis ambitie van het gemeentelijke Beleidsplan Geluid. De geluidsbelastingen die op basis van het Beleidsplan Geluid incidenteel kunnen worden toegestaan worden echter niet overschreden voor de (deel)velden die worden gezien als stedelijke zone/knooppunt. In die gevallen geldt namelijk een maximale incidentele geluidsbelasting van 68dB. Voor de (deel)velden die zijn aangemerkt als stadswijk geldt een maximale incidentele geluidsbelasting van 63dB. Alleen binnen de velden 11 en 13 is sprake van een geluidsbelasting die hoger is dan 63dB. Deze velden kunnen conform het Beleidsplan Geluid worden aangemerkt als stedelijke zone/knooppunt. Een ontheffing tot 68dB is op basis van het Beleidsplan Geluid mogelijk in stedelijke zone/knooppunt. Hierbij wordt aangetekend dat de velden 11, 13, 15, 18 en 19 in de bestaande ruimtelijke visie en het daarop gebaseerde vigerende bestemmingsplan Schuytgraaf reeds zijn aangemerkt als Centrumgebied en knooppunt.
Indien volgens de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, dient een drietal mogelijke maatregelen te worden bezien om toch aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Deze zijn in volgorde van prioriteit:
Maatregelen aan de bron
Onder maatregelen aan de bron wordt verstaan: het toepassen van raildempers, het aanpassen van de dienstregeling en het stellen van eisen aan het gebruikte materieel. De mogelijkheid op het traject Arnhem Elst is het toepassen van raildempers. De kosten van raildempers waren in het verleden €635,- per meter enkelspoor. De verwachting is dat in de toekomst bij toepassing op grote schaal de kosten dalen tot onder de €200,- per meter enkelspoor. Het traject langs Schuytgraaf heeft een lengte van 3 kilometer. Uit onderzoek van ProRail blijken raildempers een geluidsreducerend effect te hebben van circa 3 dB.
Bij een aftrek van 3 dB blijkt dat alleen de velden 11 en 18 nog een geluidbelasting hebben hoger dan 63 dB. Dit kan opgelost worden met bijvoorbeeld maatregelen tussen bron en ontvanger of maatregelen aan de gevel.
Maatregelen tussen bron en ontvanger
Maatregelen tussen bron en ontvanger kunnen bestaan uit het plaatsen van wallen en/of schermen of het projecteren van de woningen op grotere afstand ten opzichte van het spoor. Ook het werken met 'dove gevels' kan een optie zijn. Een 'dove gevel' is volgens de Wet geluidhinder een gevel met niet te openen delen in geluidsgevoelige vertrekken. Het voordeel van een 'dove gevel' is dat de geluidsbelasting op de gevel niet hoeft te worden berekend. Er moet wel worden voldaan aan de in het Bouwbesluit gestelde maximale binnenniveau. In de huidige situatie bevindt zich langs het spoor een scherm met een hoogte van 1,5 meter. Dit scherm geeft een aanzienlijk reductie van de geluidsbelasting op de woningen. Uit stedenbouwkundig oogpunt en uit het oogpunt van veiligheid wordt een hoger scherm niet verantwoord geacht. Bij hogere waarneem¬hoogtes zijn de effecten van een hoger scherm ook beperkt.
Langs de in dit onderzoek beschouwde spoorlijn Arnhem-Nijmegen (traject 240) geldt ter hoogte van de nieuwbouwlocatie Schuytgraaf een zonebreedte van 400 meter aan weerszijden van de spoorbaan. Binnen deze zone vallen gedeeltes van de velden 3, 6, 11, 13, 15, 18, 19, 20, 21, 25 en 27. Voor de geluidsgevoelige bebouwing in de velden 3, 19 en 20 geldt dat deze wordt afgeschermd van het railverkeerlawaai door tussenliggende bebouwing. Voor de overige velden geldt dit niet.
Geluidhinder van de spoorweg vormt een aanmerkelijke belemmering voor woningbouw in het oostelijk deel van het plangebied. Zonder afscherming moet binnen het plangebied worden uitgegaan van een belemmerd gebied ter breedte van
400 à 500 meter langs de spoorlijn. Ten zuiden van het treinstation Arnhem Zuid is een geluidsscherm aangelegd. Aan de noordzijde is nog geen scherm, maar deze zal met de bouw van de noordelijke velden ook aangelegd worden.
Aanvraag ontheffing hogere grenswaarde
Voor het totale plangebied is een globale schatting gemaakt van de hoeveelheid woningen waarvoor een ontheffing tot een hogere grenswaarde benodigd is. Een gedetailleerde berekening is op dit moment nog niet mogelijk, omdat voor een belangrijk
deel van het plangebied nog geen verkaveling beschikbaar is. Daarom zijn de volgende
uitgangspunten gehanteerd.
Ten eerst worden in deel van de bebouwing niet geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Ten tweede gelden de overschrijdingen voor de eerstelijns bebouwingen waarbij elke 7 meter een nieuwe woning is gerekend.
De hieruit volgende prognose is opgenomen in tabel 4.2 van het “Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Schuytgraaf 2010” met het kenmerk GSB039/Kmc 13 januari 2011 (Tabel 4.2: Geprognosticeerde aantallen woningen waarvoor ontheffing nodig is) welke als bijlage 2 bij dit plan is gevoegd.
Wanneer de toepassing van de hiervoor genoemde maatregelen niet mogelijk of reëel is, of onvoldoende effect sorteert, dan dient voor de woningen met een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ontheffing te worden aangevraagd. Wanneer niet afdoende geluidsreducerende maatregelen worden toegepast moet ontheffing worden aangevraagd voor de woningen waarvoor de waarneempunten maatgevend zijn. Het betreft de aantallen per veld als weergegeven in tabel 4.2. Het gaat hierbij om in totaal 134 woningen, waarbij de woningen in de geprojecteerde landmarks nog niet zijn meegenomen.
In 1999 is door de provincie Gelderland een beschikking afgegeven waarin voor 249 woningen ontheffing wordt verleend voor een maximaal toelaatbare geluidsbelasting (een kopie van de beschikking is opgenomen als bijlage 1 van het rapport van Goudappel Coffeng). De verwachting is ook hier dat er mogelijk een hoger aantal ontheffingen nodig zullen zijn dan in het verleden reeds zijn verleend.
Op de verbeelding is tot slot de geluidszone spoor weergegeven (55dB-contour). Bij nieuwbouw binnen deze zone dient van tevoren ontheffing van de voorkeursgrens-waarden te worden verleend. Hieronder zijn op afbeelding 6 de verschillende geluids-contouren weergegeven. Bij nieuwbouw van woningen binnen een zone waar een hogere geluidsbelasting dan 55 dB aanwezig is dient van tevoren ontheffing van de voorkeursgrenswaarden te worden verleend.
Voor zowel weg- als railverkeer wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Beide bronnen weg- en railverkeer moeten worden meegenomen. Voor deze woningen zijn maatregelen noodzakelijk. Deels kan dit weggenomen worden door het toepassen van raildempers. Deels zullen er aanvullende “compenserende” maatregelen genomen moeten worden.
Door het toepassen van stil asfalt voldoen de woningen ten opzichte van het wegverkeer aan de maximaal toelaatbare geluidbelasting binnen woongebieden, van 58 dB, voortkomend uit het Beleidsplan geluid.
Niet voor alle waarneempunten wordt voldaan aan de basis ambitie van het gemeentelijke Beleidsplan Geluid. De geluidsbelastingen die op basis van het Beleidsplan Geluid incidenteel kunnen worden toegestaan worden echter niet overschreden voor de (deel)velden die worden gezien als stedelijke zone/knooppunt. In die gevallen geldt namelijk een maximale incidentele geluidsbelasting van 68dB. Voor de (deel)velden die zijn aangemerkt als stadswijk geldt een maximale incidentele geluidsbelasting van 63dB. Alleen binnen de velden 11 en 13 is sprake van een geluidsbelasting die hoger is dan 63dB. Deze velden kunnen conform het Beleidsplan Geluid worden aangemerkt als stedelijke zone/knooppunt. Een ontheffing tot 68dB is op basis van het Beleidsplan Geluid mogelijk in stedelijke zone/knooppunt. Hierbij wordt aangetekend dat de velden 11, 13, 15, 18 en 19 in de bestaande ruimtelijke visie en het daarop gebaseerde vigerende bestemmingsplan Schuytgraaf reeds zijn aangemerkt als Centrumgebied en knooppunt.
Bij het toekennen van een verzoek om hogere grenswaarde voor geluidgevoelige bestemmingen in de geluidklasse “zeer onrustig” en “lawaaiig” worden ook de volgende criteria bij de afweging betrokken:
Dit moet voor het gehele plangebied onderzocht worden. Dit kan pas bij een definitieve uitwerking van de velden.
Afbeelding 6
Geluidbelasting van railverkeer
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).
Landelijk beleid
Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, wordt gewerkt aan een AMvB transport. In deze AMvB worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Gemeentelijk beleid
Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2006-2009 vastgesteld. Op 16 februari 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met twee jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad wordt gestreefd naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan benoemde stedelijke zone accepteert de gemeente een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Externe veiligheid in het plangebied
In opdracht van de GEM Schuytgraaf Beheer heeft het adviesbureau DHV de risicovolle activiteiten binnen en in de directe omgeving van het plangebied in beeld gebracht. Daarnaast heeft DHV een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Een en ander is beschreven in het rapport “Bestemmingsplan Schuytgraaf Verantwoording groepsrisico” augustus 2009, MD-MV20092217 welke als bijlage 3 is toegevoegd aan dit plan. In deze verantwoording is het advies van de brandweer meegenomen.
Spoortraject Arnhem-Nijmegen
Het spoortraject Arnhem-Nijmegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt ligt binnen het plangebied. Uit de risicoberekeningen door DHV volgt dat er geen 10-6 PR contour is.
Ondergrondse aardgasleiding
Binnen het plangebied ligt een ondergrondse aardgasleiding met een diameter van 12 inch en maximale druk van 40 bar. Uit de risicoberekeningen door DHV volgt dat er geen 10-6 PR contour is.
Verantwoording groepsrisico
Zoals uit het rapport van DHV Verantwoording groepsrisico volgt moet het groeps-risico worden verantwoord binnen 200 meter van het spoor en binnen 140 meter van de ondergrondse aardgasleiding.
Groepsrisico
Uit de risicoberekeningen volgt dat rondom het spoor het groepsrisico toeneemt door de realisatie van Schuytgraaf. Rondom de ondergrondse aardgasleiding leidt de realisatie van Schuytgraaf tot een geringe toename van het groepsrisico. In beide gevallen wordt echter door de realisatie van Schuytgraaf de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden.
Zelfredzaamheid
Het maatgevende scenario voor het spoortransport is een warme BLEVE veroorzaakt door een trein die zowel bestaat uit treinwagons met brandbaar gas als treinwagons met zeer brandbare vloeistoffen. De 100% letaalgrens ligt bij een warme BLEVE op 175 meter. Het advies van de brandweer geeft aan om binnen deze afstand geen objecten te projecteren voor minder zelfredzame personen (kinderen, zieken, bejaarden). In veld 15 was in de uitwerking van het bestemmingsplan oorspronkelijk binnen deze afstand een MFC multifunctioneel centrum - met school en opvang voor kinderen van 0-12 jaar - en een woon-zorgcomplex voorzien. In het kader van het beleidsplan externe veiligheid wordt dit gebied (veld 15) gezien als een stedelijke zone waar de gemeente zoveel mogelijk objecten zoals bejaardentehuizen en een MFC voor kinderen vanaf 0 jaar wil voorkomen. Op basis van het advies van de brandweer en het beleid van de gemeente Arnhem wordt in het kader van de zelfredzaamheid het woon-zorgcomplex en het MFC buiten de 175 meter geplaatst.
Het maatgevende scenario bij de ondergrondse aardgasleiding is het vrijkomen van aardgas met een fakkel (brand) tot gevolg. De 100% letaal grens ligt op 75 meter. Binnen deze afstand zijn geen objecten voor verminderd zelfredzame personen voorzien.
Beheersbaarheid van brand en alarmering
In het kader van de beheersbaarheid van brand wordt de bluswaterleiding langs het spoor doorgetrokken, komt er een WAS-paal (sirene) in het noorden van het plan-gebied en zal er bij de verlening van de bouwvergunningen rekening worden gehouden met de situering van vluchtroutes (van de risicobron af).
Uit de verantwoording van het groepsrisico volgt dat indien er binnen 175 meter van het spoor geen objecten worden geprojecteerd voor verminderd zelfredzame personen. Het transport van gevaarlijke stoffen vormt derhalve geen belemmering voor de planontwikkeling Schuytgraaf.
Hoogspanningslijn
Binnen het plangebied loopt een hoogspanningslijn. Deze ligt binnen het plangebied Schuytgraaf ondergronds. Omdat de lijn ondergronds ligt, vormt deze geen belemmering voor het plangebied Schuytgraaf.
In het bestemmingsplan zal een “veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen” worden opgenomen om realisatie van objecten waar zich verminderd zelfredzame personen ophouden te voorkomen.
Europese richtlijnen en implementatie in Nederlandse regelgeving
Het doel van de Wet Luchtkwaliteit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
Wet Luchtkwaliteit 2007
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd is door uitspraken van de Afdeling Bestuursrecht-spraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term 'in betekenende mate' geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1 augustus 2009 van kracht geworden.
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit
Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.
Voor het nieuwe bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 zijn de effecten voor de luchtkwaliteit inzichtelijk gemaakt. Het adviesbureau Goudappel Coffeng heeft de gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling op de luchtkwaliteit onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Luchtkwaliteitsonderzoek Schuytgraaf” met het kenmerk GSB036/Kpe/0083 d.d. 16 februari 2009. In bijlage 4 luchtkwaliteit is het onderzoeksrapport toegevoegd. Uit het onderzoek komt het volgende naar voren.
Resultaten
Jaargemiddelde concentratie NO2:
Uit de berekeningen volgt dat er langs alle wegen wordt voldaan aan de grenswaarden van stikstofdioxide (jaargemiddelde van 40 ?g/m3). Er is een afname te constateren van de concentraties naarmate de onderzoeksjaren verder in de toekomst liggen. De oorzaak hiervan is gelegen in vermindering, van de bijdrage van de achtergrondconcentraties en de emissies van het aanwezige verkeer, in de komende jaren.
Jaargemiddelde concentratie PM10:
Op alle wegen wordt voldaan aan de grenswaarden van fijnstof (jaargemiddelde van 40 ?g/m3). In de loop der jaren neemt bovendien ook de concentratie fijnstof af doordat de achtergrondconcentraties afnemen.
Piekconcentraties:
De 24 uurgemiddelde concentratie van 50 µg/m3 binnen de toegestane 35 dagen voor fijnstof en de uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m3 binnen de toegestane achttien uur voor NO2 wordt nergens ook maar eenmaal overschreden.
Overige stoffen
De concentraties van de stoffen koolmonoxide, zwaveldioxide, nikkel, arseen, cadmium, ozon, lood en benzeen overschrijden nergens de grenswaarden voor deze stoffen.
Uit het rapport volgt dat de luchtkwaliteitsnormen in 2009, 2010, 2015 en 2019 inclusief en exclusief ruimtelijke ontwikkelingen van Schuytgraaf voldoen aan de Wet luchtkwaliteit.
Uit voorgaande blijkt dat aan de eisen neergelegd in de Wet Luchtkwaliteit kan worden voldaan. Er vinden geen overschrijdingen van de grenswaarden plaats. De Wet Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkelingen in de wijk Schuytgraaf. De voorgenomen ontwikkeling van de VINEX-locatie Schuytgraaf kan derhalve op basis van artikel 5.16 lid 1 onder a van de Wet Milieubeheer doorgang ondervinden.
Voor een beheergebied moet worden getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat. Voor een ontwikkelgebied of -locatie moet worden getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook moet worden getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
Voor het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.
Tevens is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteits-gegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.
Voor het bestemmingsplan zijn, naast het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:
Bijlage 5 van deze toelichting bevat de memo van 14 januari 2009. in verband met de herziening van het bestemmingsplan en het overzicht van de bodemonderzoeks-rapporten.
Beheer- en ontwikkelgebied
Schuytgraaf is een wijk in ontwikkeling. Er ligt een aantal woonbuurten, die al ontwikkeld en bebouwd zijn, daarnaast is nog een aantal woonbuurten in ontwikkeling. De reeds ontwikkelde en de nog te ontwikkelen woonbuurten hebben als werknaam (woon)velden. De ontwikkelde en te ontwikkelen velden liggen door elkaar.
Het beheergebied bestaat voor bodem uit de velden 4, 5, 7, 8, 9, 10, 12, 14, 16, 17a, 18, 19, 20, 21 en 25.
Het ontwikkelgebied bestaat uit de velden 1, 2, 3, 6, 11, 13, 15, 17b, 22, 23, 24, 26, en 27. Buiten deze velden liggen nog terreinen die bestemd zijn voor openbaar groen/grijs.
Algemene bodemkwaliteit beheergebied
Voor de reeds ontwikkelde en bebouwde velden geldt dat voorafgaand aan ontwikkeling en bebouwing reeds bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. Over het algemeen zijn maximaal licht verhoogde concentraties of van nature verhoogde concentraties aan diverse stoffen aangetroffen in grond en grondwater.
Op locaties waar dat nodig was is de bodemkwaliteit in overeenstemming gebracht met de bodemkwaliteit die vereist is voor de functie wonen. Dat betekent dat op de locaties waar dat nodig was bodemsaneringen hebben plaatsgevonden. De woonvelden zijn opgehoogd. De bodemkwaliteit van de ophooglagen voldoet voor de functie wonen.
De voormalige boomgaarden ter plaatse van de woonvelden 9, 12 en 25 zijn niet specifiek onderzocht op bestrijdingsmiddelen. Aangezien de woonvelden reeds zijn ontwikkeld en opgehoogd met geschikte grond en aangezien in de ter plaatse uitgevoerde onderzoeken telkens een laag EOX-gehalte (trigger voor bestrijdingsmiddelen) werd gemeten, is aanvullend onderzoek op bestrijdingsmiddelen niet noodzakelijk.
Algemene bodemkwaliteit ontwikkelgebied
Voor het grootste deel van de nog te ontwikkelen velden heeft ook reeds bodemonderzoek plaatsgevonden om te bepalen of het gebied geschikt is voor bewoning. Op basis van historisch onderzoek en de reeds beschikbare bodemonderzoeks- en bodemkwaliteitsgegevens is in grote lijnen duidelijk dat in de bodem en grondwater in het nog te ontwikkelen gebied van Schuytgraaf maximaal licht verhoogde concentraties of van nature verhoogde concentraties aan diverse stoffen voorkomen.
De uitgevoerde onderzoeken zijn echter niet volledig dekkend over de ontwikkellocaties (wel voor een groot deel). Bovendien zijn sommige onderzoeken ouder dan vijf jaar en dus verouderd om te gebruiken bij een bouwaanvraag.
In het 'Overzicht bodemonderzoeken Schuytgraaf' wordt nog melding gemaakt van een sterke bodemverontreiniging (nr. 129, gelegen in veld 2). Het betreft hier een verontreiniging in het grondwater met xylenen. Een herbemonstering is nodig om te bezien of de verrichte meting correct is.
Niet alle voormalige boomgaarden ter plaatse van te ontwikkelen woonvelden zijn specifiek onderzocht op bestrijdingsmiddelen (in de Memo worden de woonvelden 1, 2 en 17b genoemd). Op locaties waar dat nodig is, is de bodemkwaliteit in overeenstemming gebracht met de bodemkwaliteit die vereist is voor de functie wonen. Dat betekent dat op de locaties waar dat nodig was bodemsaneringen hebben plaatsgevonden.
Algemene bodemkwaliteit ingericht en nog in te richten openbaar groen/grijs
In de uitgevoerde onderzoeken zijn over het algemeen maximaal licht verhoogde concentraties of van nature verhoogde concentraties aan diverse stoffen aangetroffen in grond en grondwater. De uitgevoerde onderzoeken zijn echter niet volledig dekkend over het gebied (wel voor een groot deel).
De voormalige boomgaarden zijn niet specifiek onderzocht op bestrijdingsmiddelen. Aangezien het hier niet gaat om woonvelden en aangezien in de ter plaatse uitgevoerde onderzoeken telkens een laag EOX-gehalte (trigger voor bestrijdingsmiddelen) werd gemeten, is aanvullend onderzoek op bestrijdings-middelen niet noodzakelijk.
Op locaties waar dat nodig is, is of wordt de bodemkwaliteit in overeenstemming gebracht met de bodemkwaliteit die vereist is voor de functie openbaar groen/grijs. Dat betekent dat op een aantal plaatsen bodemsaneringen zijn uitgevoerd of nog worden uitgevoerd.
Overige informatie
Het plangebied ligt in zone 1 van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Arnhem; in deze zone is licht verontreinigde grond te verwachten.
Direct aangrenzend aan het bestemmingsplangebied liggen geen bekende grondwaterverontreinigingen.
Een groot deel van het plangebied ligt in de 100-jaarszone van waterwingebied Fikkersdries.
In het plangebied ligt nog een aantal locaties waar mogelijk NGE (niet gesprongen explosieven) aanwezig zijn. Daar waar grondroerende werkzaamheden worden uitgevoerd, worden deze locaties aangepakt.
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven in het kader van het bestemmingsplan voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Wel zijn er in voorbereiding op de uitvoering van de plannen vervolgacties nodig. Ten aanzien van de woonvelden moeten deze uiterlijk opgepakt worden in het kader van de bouwaanvragen.
Voor het gehele plangebied geldt dat er in het algemeen in de grond en in het grondwater maximaal licht verhoogde concentraties of van nature verhoogde concentraties aan onderzochte stoffen voorkomen. Op locaties waar dat nodig is, is of wordt de bodemkwaliteit in overeenstemming gebracht met de bodemkwaliteit die vereist is voor de toekomstige functies (wonen en openbaar groen/grijs). Dat betekent dat op een aantal plaatsen bodemsaneringen zijn uitgevoerd of nog worden uitgevoerd. In de plannen is rekening gehouden met de kosten voor een sanering. Er zijn dan ook geen financiële belemmeringen voor de ontwikkeling vanwege bodemsanering.
Waar de reeds uitgevoerde onderzoeken eventueel niet volledig dekkend zijn over de ontwikkellocaties en daar waar de onderzoeken ouder zijn dan 5 jaar en dus te oud zijn om te gebruiken bij een bouwaanvraag zal verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) worden uitgevoerd.
Gelet op het bovenstaande hoeft het ontbreken van bodemonderzoeken voor 2 locaties, (A en C, zoals aangeduid op de kaart in de bijlage 4, voor locatie B is inmiddels onderzoek gedaan), geen belemmering te vormen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
In het gebied van Schuytgraaf en vooral in de buurt van het spoor is in de Tweede Wereldoorlog veel gevochten, waardoor er rekening moet worden gehouden met munitieresten uit die tijd. Inmiddels is 95-98% van het gebied munitievrij verklaard. Wat nog niet munitievrij is verklaard zijn de zandwinplas en de particuliere erven die binnen het grondgebied van Schuytgraaf vallen. Daarnaast zijn er ook nog enkele recent door de gemeente verworven terreinen waarvoor het onderzoek nog lopende is. Ook voor toekomstige, nog door de gemeente te verwerven gebieden, geldt dat er eerst onderzoek en eventuele ruiming van explosieven plaats zal vinden voor er gebouwd wordt.
In 1992 is door het Rijk het Verdrag van Malta ondertekend, waarin de duurzame bescherming en het behoud van archeologische monumenten worden nagestreefd. Als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de belangen van het archeologisch erfgoed.
Sinds september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Monumentenwet 1988). Deze wet wijst het bestemmingsplan aan als het centrale instrument voor de archeologische monumentenzorg. Daarmee wordt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed bij gemeenten gelegd. In de Erfgoednota 2008-2014, genaamd Panorama Arnhem, van de gemeente Arnhem wordt daarom in ruime mate aandacht besteed aan archeologie. Hieronder wordt nader ingegaan op het beleid van de verschillende overheden.
Rijksbeleid
Monumentenwet 1988
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland
Verdrag van Valletta
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
• archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
• vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
• bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.
Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.
Provinciaal beleid
Nota Belvoir
Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.
Gemeentelijk beleid
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 2008-2014 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.
Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:
• Behouden door ontwikkelen;
• Behouden door beschermen;
• Adviseren, stimuleren en verleiden;
• Kennis verwerven en verspreiden.
Archeologiebeleid
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
Aardwetenschappelijke gegevens
Schuytgraaf ligt in het Oost-Nederlandse rivierengebied. De bovenste meters van de bodem kenmerken zich door afzettingen uit zowel de laatste ijstijd als het holoceen. Vanwege de extreme kou en dientengevolge de vegetatieschaarste had de wind gedurende de ijstijd vrij spel en kon zand uit het drooggelegen Noordzeebekken en droge rivierdalen opwaaien om elders als dekzand af te worden gezet. De Rijn en Maas vormden een vlechtende riviervlakte met meerdere ondiepe stroomdraden. De riviervlakte, waar vooral grof zand en grind werd afgezet, wordt als “laagterras” aangeduid. Aan het einde van de laatste ijstijd verbeterde het klimaat kort, maar daarna werd het weer kouder. Tijdens deze periode vormden zich ook rivierduinen, ontstaan uit opgewaaid zand uit rivierbeddingen.
Vanaf 10.500 (holoceen) verbeterde het klimaat definitief. Neerslag en temperatuur namen toe en er ontwikkelde zich een gemengd eiken-/linden- en iepenloofbos. In lagere en nattere delen ontwikkelden zich veen en berken- en elzenbroekbossen. De rivieren gingen zich in hun eigen afzettingen snijden en oude rivierdalen uit de ijstijd raakten opgevuld. Belangrijk in de ontstaansgeschiedenis van het rivierengebied zijn oeverwallen en komgronden. Langs de geulen werd bij overstromingen fijn zand, zavel en lichte klei afzet. Dit zwaardere materiaal slibde op tot oeverwallen, terwijl fijnere kleideeltjes langer in suspensie bleven en in komvormige laagten tussen de oeverwallen werden afzet. Hier vormden zich komgronden. Het geheel van geul en oeverwallen wordt aangeduid als “stroomgordel”. Tijdens hoogwater kunnen de toppen van oeverwallen geërodeerd raken waardoor de rivier op ten duur door de oeverwal heen breekt . Deze uitbraakgeulen staan bekend als “crevassegeulen”. Soms liepen deze dood in het omliggende komgebied, maar het kon ook het begin zijn van de verlegging van de rivierloop, een avulsie. Oude rivierbeddingen slibben hierdoor dicht en vormen restgeulen. Het hele proces van rivierafzettingen en verleggingen duurde tot aan de Late Middeleeuwen, toen rivieren door bedijkingen werden beteugeld. Uit archeologisch/fysisch-geografisch onderzoek is gebleken dat zich ter hoogte van Schuytgraaf een rivierduin in de ondergrond bevindt, alsmede stroomgordels en terrasresten.
Ten behoeve van de ontwikkeling van woningbouw heeft in het plangebied Schuytgraaf vanaf het midden van de jaren '90 van de vorige eeuw karterend en waarderend archeologisch onderzoek plaatsgevonden, waarbij elf archeologische vindplaatsen uit verschillende perioden zijn aangetroffen. In overleg met de gemeente Arnhem is vervolgens bepaald welke vindplaatsen behoudenswaardig waren en welke maatregelen (opgraven, begeleiden of inpassen/beschermen) genomen zouden worden. In het volgende wordt een globaal beeld geschetst van de vindplaatsen.
In het kader van de planontwikkeling rondom Schuytgraaf is in 1995 een beleidskaart opgesteld. Op basis van een bureaustudie zijn zones met een bepaalde archeologische verwachting nader gespecificeerd en heeft een beperkte veldtoets (booronderzoek en oppervlaktewaarnemingen) plaatsgevonden. Hierbij zijn acht vindplaatsen (twee al bekende vindplaatsen en zes mogelijke nederzettingsterreinen) opgetekend. Op basis van de studie zijn vervolgens terreinen geselecteerd die door middel van een oppervlaktekartering en karterend en waarderend booronderzoek in 1996 zijn onderzocht. Het onderzoek leverde elf vindplaatsen op:
De meeste vindplaatsen zijn gelegen op stroomruggen, de hoger gelegen gedeelten van de rivierafzettingen in het gebied. De vindplaatsen dateren uit verschillende perioden: vanaf de Steentijd tot heden. De vijf locaties in het zuiden van Schuytgraaf (vindplaatsen 4, 6, 7, 8 en 9) maken waarschijnlijk deel uit van een omvangrijk nederzettingsterrein met een grafveld uit de IJzertijd en/of Romeinse tijd. Bij vindplaatsen 4, 7 en 9 is ook aardewerk uit de Vroege Middeleeuwen gevonden. De vindplaatsen 1, 2 en 11 betreffen woonerven uit de Late Middeleeuwen. Voor vindplaats 5 zijn er weinig concrete aanwijzingen dat het om een woonerf gaat. Mogelijk gaat het hier om een greppel- of slotensysteem uit de Late Middeleeuwen.
De oudste vindplaats (vindplaats 10) ligt in het oosten van het plangebied. Hier zijn op een diepte van ca. 1,90 meter. onder het maaiveld op een lokale opduiking van de Pleistocene ondergrond, afgedekt door een dik pakket klei, de resten van een jachtkamp uit het Mesolithicum (meer dan 7000 jaar oud) gevonden. Door de hoge en daarmee gunstige grondwaterstand in het gebied zijn met name de organische resten zeer goed bewaard gebleven. Een dergelijke vondstconcentratie vormt een zeer rijke bron van informatie met betrekking tot de leefgewoonten van de mens in dit deel van de Steentijd. De wetenschappelijke waarde van deze vindplaats is zeer hoog.
Vindplaats 10 is aangewezen als Rijksmonument als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Binnen de planregeling krijgt deze vindplaats de dubbelbestemming Waarde - 'Archeologisch Rijksmonument'. In een vroeg stadium heeft GEM Schuytgraaf de voorkeur gegeven aan het fysiek beschermen en inpassen van de vindplaats. Het stedenbouwkundig plan is daarom aangepast en voor het terrein is door Chora Architecture and Urbanism te Londen een ontwerp met de naam De Landing gemaakt. Het ontwerp zal met Belvedere-subsidie worden gerealiseerd.
Om dit ontwerp uit te kunnen voeren is een concept-beheersmaatregelplan opgesteld. Hierin is beschreven op welke wijze de initiatiefnemer aan de gestelde eisen zal voldoen om een duurzame bescherming van de vindplaats te realiseren. Daartoe worden er eisen gesteld aan het bouwontwerp, het bouwproces en de archeologische duurzaamheid van het bouwresultaat. Dit plan wordt in combinatie met een monitoringsplan ten behoeve van de aanvraag van een monumentenvergunning ter goedkeuring aan de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) voorgelegd, alvorens een omgevingsvergunning voor aanleg- en bouwen aangevraagd wordt voor de realisatie van het inrichtingsvoorstel.
Behoudenswaardige archeologie
Na de inventarisatie zijn een groot aantal vindplaatsen geselecteerd, waarna maatregelen (opgraven of inpassen) voor de geselecteerde vindplaatsen zijn bepaald. In de afgelopen jaren zijn deze maatregelen deels reeds uitgevoerd. Dit heeft gevolgen voor de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en Waarde - 'Archeologisch Rijksmonument'. De vindplaatsen zijn daarom als volgt in te delen:
De volgende tabel geeft een nader overzicht van de elf vindplaatsen met een korte beschrijving van de aanwezige archeologie. Daarnaast wordt aangegeven of er voor (delen van) de vindplaats sprake is van een dubbelbestemming voor de archeologie.
Vindplaats-nummer | Aanwezige archeologie | Huidige situatie en dubbelbestemming |
01 | Dump met laat middeleeuws aardewerk | De vindplaats kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De aanleg van de watergang aan de noordzijde en het bouwrijp maken van veld 5 aan de zuidzijde van de vindplaats hebben reeds plaatsgevonden. De aanleg van het fietspad door de vindplaats zal onder bouwbegeleiding plaatsvinden, waarna de dubbelbestemming archeologie voor de gehele vindplaats kan komen te vervallen. |
02 | Huisterp waar vanaf de 15e eeuw tot enkele tientallen jaren geleden gewoond is | Uit onderzoek is gebleken dat de vindplaats voldoende archeologische waarde heeft. Deze vindplaats is behoudenswaardig en kent een dubbelbestemming. |
03 | Nederzetting uit IJzertijd/Romeinse tijd | Deze vindplaats kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De vindplaats zal grotendeels worden ingepast in de ecologische zone. Door de vindplaats zal een watergang worden gegraven, die archeologisch begeleid zal worden. Het overgebleven deel van de vindplaats zal de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kennen. |
04 | Nederzettingsresten uit IJzertijd t/m Late Middeleeuwen | Deze vindplaats is gedeeltelijk opgegraven; de rest zal behouden blijven en dus ingepast worden. Het overgebleven deel van de vindplaats kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. |
05 | Laatmiddeleeuws aardewerk | Deze vindplaats is niet geselecteerd als behoudenswaardig en kent derhalve geen dubbelbestemming. |
06 | Nederzetting uit de IJzertijd/Romeinse tijd | Deze vindplaats is gedeeltelijk onderzocht d.m.v. bouwbegeleiding. Het resterende deel zal worden ingepast en heeft daarom dubbelbestemming archeologie. |
07 | Nederzetting uit de IJzertijd/Romeinse tijd | Deze vindplaats is gedeeltelijk opgegraven. Het resterende deel zal worden ingepast en kent daarom dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. |
08 | Grafveld met graven uit de IJzertijd t/m Vroege Middeleeuwen | Deze vindplaats is gedeeltelijk gelegen in de woonbestemming en hoofdinfrastructuur en is binnen de bestemmingen woondoeleinden en water opgegraven. Op basis van archeologisch onderzoek in 2006 en 2007 is de contour van de vindplaats vergroot. De vindplaats zal over enkele jaren geheel worden opgegraven, waarna de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kan worden verwijderd. |
09 | Begravingen uit de Romeinse tijd | Deze vindplaats is geheel opgegraven. Geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. |
10 | Kampement uit het Mesoliticum of Neolithicum | Deze vindplaats is gelegen in de woonbestemming. Het betreft hier een Rijksmonument, dat in situ bewaard zal worden en ingericht zal worden conform het ontwerp 'De Landing'. Het monument kent de dubbelbestemming 'Archeologisch Rijksmonument'. |
11 | Laatmiddeleeuwse vindplaats | Deze vindplaats is gelegen in de woonbestemming en in de hoofdinfrastructuur. Alleen een klein deel aan de Vogelenzangsestraat is opgegraven en een klein deel is onderzocht d.m.v. bouwbegeleiding. Vrijwel de gehele vindplaats zal worden ingepast en kent dus de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. |
De archeologische vindplaatsen zijn aangegeven op bijgevoegde kaart en op afbeelding 7.
Vanwege verschillende oorzaken is ter hoogte van een aantal vindplaatsen in de loop der jaren ook een andere strategie gevolgd, onder meer door wijzigende bouwplannen. De tabel laat de (te) nemen maatregelen zien:
Vindplaats | Genomen maatregel | Te nemen maatregel |
1 | Archeologische begeleiding bouwrijp maken veld 5 | Archeologische begeleiding fietspad. Totdat die stap is uitgevoerd, wordt de vindplaats ingepast |
2 | Proefsleuvenonderzoek uitgevoerd, locatie is deels-behoudenswaardig | -Het resterende deel van de vindplaats dient te worden ingepast. |
3 | Proefsleuvenonderzoek uitgevoerd, geen sporen gevonden | Ondanks de resultaten van het proefsleuvenonderzoek wordt de vindplaats wel ingepast |
4 | Deels opgegraven | Inpassing niet-onderzochte deel |
5 | Niet-behoudenswaard. Wel archeologische begeleiding | - |
6 | Deels opgegraven/archeologisch begeleid | Inpassing niet-onderzochte deel |
7 | Deels opgegraven | Inpassing niet-onderzochte deel |
8 | Deels opgegraven | Resterende deel wordt geheel opgegraven, tot die tijd inpassing |
9 | Geheel opgegraven | - |
10 | Nader booronderzoek, status van rijksmonument gekregen. | Inpassing |
11 | Deels opgegraven en archeologisch begeleid | Niet-onderzochte deel inpassen |
Archeologische begeleidingen
Naast het aanwijzen van de behoudenswaardige vindplaatsen in plangebied Schuytgraaf heeft GEM Schuytgraaf zich voorgenomen om 25% van de hoofdinfrastructuur, inclusief de waterwegen en kabel- en leidingsleuven, archeologisch te begeleiden ten einde een beter beeld te krijgen van de opbouw van het gebied. Inmiddels heeft bij de aanleg van de volgende infrastructuur archeologische begeleiding (soms aangevuld met een opgraving) plaatsgevonden:
Bouwvelden 12, 21 en 25;
In de toekomst zal nog archeologische begeleiding van de aanleg van infrastructuur in de volgende gebieden plaats vinden:
Dubbelbestemming archeologie
In het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 zijn niet alle elf vindplaatsen behoudens-waardig verklaard: vindplaats 5 is niet geselecteerd, is niet opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan en kent derhalve geen dubbelbestemming voor de archeologie. De andere tien vindplaatsen zijn wel geselecteerd, maar zijn soms geheel of gedeeltelijk opgegraven. Vindplaats 9 is geheel opgegraven en kent dus geen dubbelbestemming voor de archeologie.
Een aantal vindplaatsen (2, 4, 6, 7 en 11) is gedeeltelijk opgegraven; het opgegraven deel kent geen dubbelbestemming, maar het niet-opgegraven deel kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Vindplaats 1 en 8 zullen in de toekomst opgegraven of door middel van archeologische begeleiding gedocumenteerd worden. Hierna kan het college van Burgemeester en Wethouders door middel van de wijzigingsbevoegdheid de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' laten vervallen.
Dubbelbestemming Archeologisch Rijksmonument
Vindplaats 10 kent de dubbelbestemming 'Archeologisch Rijksmonument'. Deze dubbelbestemming kan niet komen te vervallen. Een bouw- of aanlegvergunning kan pas verleend worden als de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten een monumentenvergunning heeft afgegeven voor de werkzaamheden.
De conclusie van het onderzoek luidt dat met uitzondering van vindplaats 5 de vindplaatsen (grote) oudheidkundige waarde vertegenwoordigen. Vindplaats 4 en 6-11, en in het bijzonder vindplaats 10, zijn (planologisch) beschermenswaardig.
In het plangebied zijn derhalve archeologische waarden aanwezig. De aanwezige archeologische waarden dienen te worden beschermd. Voor de vindplaatsen 1, 3 en 10 geldt dan ook dat er dubbelbestemming Waarde - Archeologie is opgenomen in de planregeling. Voor de vindplaatsen 2, 4, 6, 7, 8 en 11 geldt dat deze, alleen voor die delen waarvan is vast komen te staan dat deze moeten worden beschermd, een dubbelbestemming Waarde - Archeologie is opgenomen.
Ter hoogte van vindplaats 10 geldt bovendien dat geen enkele bodemverstoring is toegestaan. Bij de overige vindplaatsen geldt een onderzoeksplicht vanaf 30 m2 en als bodemverstoringen dieper dan 40 centimeter reikt.
Verder is geconstateerd dat zich in het plangebied geen cultuurhistorische waarden bevinden.
De archeologische en cultuurhistorische waarden vormen derhalve geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling in Schuytgraaf.
Afbeelding 7
Archeologische vindplaatsen
Rijksbeleid:
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De Veluwe, Neder Rijn, IJssel en uiterwaarden in Arnhem zijn onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en daarmee onderdeel van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur; Natura 2000. In Natura 2000 wordt onder meer aangegeven dat de grote wateren een cruciaal en onverbrekelijk onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur beslaan. Het Arnhemse deel van het rivierengebied en de Veluwe liggen cruciaal in de natuurstructuur. Het rivierengebied vormt een verbinding tussen de natuurontwikkelingsprojecten van de Gelderse Poort en de Noordoever Neder Rijn. Meinerswijk is één van de natuurontwikkelingsprojecten. Het Arnhemse deel van de Veluwe vormt een onderdeel van de totale natuurstructuur van de Veluwe.
Natura 2000
Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000 gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Vastgesteld is dat het beleid aangaande Natura 2000 het plangebied Schuytgraaf niet raakt.
Flora- en Faunawet 2002
De opdrachtgever/initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het 'nee-tenzij'-benadering, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn drie beschermingscategorieën:
Provinciaal beleid: Gelderse EHS
De provincie heeft de Gelderse EHS nauwkeurig aangegeven in de gebiedsplannen Natuur en Landschap. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS) is geregeld in het streekplan Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2005. Provinciale Staten hebben op 1 juli 2009 de nieuwe grenzen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) in het Streekplan definitief vastgesteld. Doel van de herbegrenzing is de EHS 'robuuster' te maken. Met robuust wordt bedoeld een netwerk van natuurgebieden waar waardevolle en kwetsbare natuur optimaal kan voortbestaan.
Het westelijk deel van Schuytgraaf is daarmee komen te vallen onder EHS verbindingszone. De ecologische verbindingszones verbinden de verschillende delen van de EHS natuur en EHS verweving met elkaar. Gemeenten en of Waterschap maken een inrichtingsvisie voor deze zones. Hierin worden zoveel mogelijk koppelingen tussen natuur en andere functies (waterberging, recreatie, verbrede landbouw et cetera). opgenomen. Na vaststelling van deze inrichtingsvisie kan de ecologische verbindingszone concreet begrensd worden in het bestemmingsplan en herbegrensd (ingekrompen) in het streekplan.
Binnen de EHS geldt de 'nee-tenzij'-benadering. Bestemmingsplanwijziging is niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
Het totale uiterwaardgebied is benoemd als waardevol landschap. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos
De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van het Streekplan Gelderland en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treed de gemeentelijke regelgeving terug.
Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn ('nee-tenzij'-benadering). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op
Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Die situaties worden beschreven in de Nota Open Bos.
De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.
Boswet
Bos buiten de bebouwde kom Boswet wordt beschermd via de Boswet. Alle gebieden met de bestemming bos, dus ook binnen de bebouwde kom, zoals natuur of park met functieomschrijving bos, vallen onder de Boswet, mits deze meer dan 10 are of meer dan twintig bomen in een rij omvatten. Het bos dat verdwijnt door een onvermijdbare ruimtelijke ingreep, waarvoor geen alternatieve locatie aanwezig is, moet zowel in oppervlakte als ook in kwaliteit worden gecompenseerd.
Groenplan Arnhem 2004 - 2007 / 2015
Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.
De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor de herontwikkeling te worden meegegeven. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventari-seerd worden. Voor het bestemmingsplan is een groenbalans noodzakelijk, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels van de gemeente zijn toegepast.
Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.
Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:
Er worden vijf samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.
Algemeen
Schuytgraaf is een nieuwbouwwijk, die wordt gebouwd in het poldergebied tussen Arnhem en Driel. De gronden hadden veelal een agrarische bestemming. Er lagen en liggen boerderijen en akkers, gescheiden door poldersloten. Verspreid lagen twee bosgebieden, lanen, houtwallen en erfbeplanting. Ter hoogte van 'De Hamse Boomgaard' ligt een oude rijstrang. Van oost naar west ligt stroomt de Eldense Zeeg waaraan een fietspad en een singelbeplanting was gelegen.
EHS
Het besluit inzake de herbegrenzing is in 2009 door de provincie genomen. De west- en noordzijde van het plangebied zijn benoemd als Ecologische Verbindingszone. De wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied mogen niet significant worden aangetast.
Het westelijk deel van Schuytgraaf is met dit besluit komen te vallen onder EHS verbindingszone. De ecologische verbindingszones verbinden de verschillende delen van de EHS natuur en EHS verweving met elkaar. Ecologische verbindingszones bestaan uit een schakeling van natuurelementen (stapstenen) gelegen in een landschapszone. Deze landschapszone is enerzijds een zoekzone waarbinnen kansen op versterking op de ecologische verbindingszone gegrepen kunnen worden. Maar de landschapszone is ook een multifunctioneel gebied waarin de aanwezigheid van landschapselementen het functioneren van de ecologische verbinding ondersteunt. Voor het functioneren van een verbindingszone is een inbedding van natuur, bos en landschapselementen in het omliggende landschap van belang. Beken of andere watergangen vormen veelal de as van de ecologische verbindingszone. Per ecologische verbindingszone zijn specifieke verbindingsdoelen aangegeven door het toekennen van modellen (streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en Omgevings-condities)
In het streekplan zijn de ecologische verbindingszone als landschapszone aangegeven. Gemeenten en of Waterschap maken een inrichtingsvisie voor deze zones. Hierin worden zoveel mogelijk koppelingen tussen natuur en andere functies (waterberging, recreatie, verbrede landbouw etc) opgenomen. Na vaststelling van deze inrichtingsvisie kan de ecologische verbindingszone concreet begrensd worden in het bestemmingsplan en herbegrensd (ingekrompen) in het streekplan. Er is een ruim zoekgebied begrensd. Nadat de trekker van het project een nadere uitwerking van de inrichting heeft opgesteld kan de begrenzing daaraan worden aangepast.
De verbinding tussen park Lingezegen en de uiterwaarden van de Nederrijn is via twee lijnen vorm gegeven. Voor Schuytgraaf heeft GS de verbindingszone aangegeven conform de uitwerking in het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan. Daarnaast is een zoekzone op het gebied van Over Betuwe gehandhaafd. Voor deze zone zijn de natuurdoelen van model ijsvogelvlinder en model rietzanger aangegeven.
Natura 2000
Het gebied ligt ongeveer 1 kilometer ten zuiden van het (toekomstig) Natura 2000-gebied Veluwe. In het plangebied zelf zijn geen gebieden als Natura2000-gebied aangewezen. Geen van de beschermde habitattypen en soorten van het op 1 kilometer afstand gelegen Natura2000 gebied (ten noorden) komen in het plangebied voor of mogen in dit plangebied verwacht worden. De ontwikkeling van Schuytgraaf vormt geen ook bedreiging voor de beschermde habitattypen en soorten.
Flora- en faunawet
Voor de oorspronkelijke planopzet zijn de bestaande natuurwaarden geïnventariseerd en ingebracht in het ontwerpproces. In het gebied Schuytgraaf en de spoorzone Elderveld en de Laar komen verschillende diersoorten voor, beschermde volgens de Flora en faunawet. Er zijn elf soorten van tabel 3 (FF-wet) aangetroffen, namelijk bosvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis, watervleermuis, waterspitsmuis, kamsalamander, poelkikker en rugstreeppad. De grote modderkruiper, bermpje, kleine modderkruiper, bittervoorn, steenmarter en rapunzelklokje (totaal zes soorten) zijn soorten van tabel 2 (FF-wet). De andere negentien beschermde soorten vallen onder de algemene soorten (tabel 1 FF-wet). Dit zijn soorten als bunzing, haas, woelrat, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander, aardaker, grasklokje, grote kaardebol en zwanebloem.
In het plangebied komen 58 broedvogelsoorten voor, waarvan twee soorten met een vaste verblijfplaats, vallend onder artikel 11 van de Flora- en faunawet. Dit zijn de grote bonte specht en de kerkuil. Nesten van de kerkuil zijn het gehele seizoen beschermd. De kerkuil broed elk broedseizoen op dezelfde plek en is daarin honkvast of afhankelijk van bebouwing. De nesten van de grote bonte specht zijn niet het hele jaar door beschermd. De vogel keert weliswaar vaak terug naar het oude nest, maar is voldoende flexibel om zich elders te vestigen.
Boswet en Compensatierichtlijn Bos en Natuur
De hoofdplanstructuur, met name de ecologische zones en het bos, ligt buiten de bebouwde kom Boswet. Daarom is 'Melding voorgenomen velling' in het kader van de Boswet van toepassing. De twee bosgebieden in het voormalige poldergebied vallen onder de Compensatierichtlijn Bos en Natuur van de provincie Gelderland. Eén van de bosgebieden blijft behouden de andere is inmiddels grotendeels
gecompenseerd.
Groenplan
De groencompensatieregels zijn niet van toepassing voor Schuytgraaf. Hier was de grond exploitatie voor 2 oktober 2006 al vastgesteld. Wel was voor de toekomstige wijk het realiseren van een samenhangende robuuste groenstructuur het uitgangspunt. Behoud en ontwikkelen van de oorspronkelijke landschappelijke-, cultuurhistorische en ecologische waarden en het integreren daarvan in het stedenbouwkundig ontwerp is daarbij randvoorwaarde geweest. Deze groenstructuur is basis geweest voor de ambities benoemd in het Groenplan 2004.
De nieuwe woonwijk Schuytgraaf, is voor het grondexploitatiegebied waar de bestaande functies wijzigen 365 hectare groot. De realisatie van de wijk en de bijbehorende groenstructuur, 117 hectare grootschalig groen, wordt gefaseerd uitgevoerd. De realisatie van de wijk is in 2001 gestart en zal tot ca. 2015 doorlopen. Het bestaande agrarisch gebied aan de noordzijde en de spoorzone in Schuytgraaf veranderen, behalve voor het deel bij het station en de ontsluiting, niet van functie.
Door de nieuwe inrichting wordt het leefgebied van de beschermde soorten gewijzigd. Er komt echter wel een dusdanig samenhangend netwerk aan groen en water terug in het gebied, dat er voor de verschillende soorten een vernieuwd habitat ontstaat en hervestiging mogelijk is. Voor de toekomstige wijk was uitgangspunt het realiseren van een samenhangende robuuste groenstructuur, waarin de kenmerken van de bodemkundige en landschappelijke karakteristiek van de Betuwe in het nieuwe stadsdeel de identiteit van de groenstructuur vormen. Behoud en ontwikkelen van de oorspronkelijke landschappelijke-, cultuurhistorische en ecologische waarden en het integreren daarvan in het stedenbouwkundig ontwerp is daarbij randvoorwaarde geweest. In het plan is voorzien in het realiseren van een gevarieerde beplantings¬opbouw, bloemrijke graslanden, bos, singels, moeraszones en water met oever¬vegetaties. De variatie aan toekomstige beplantingen zal voor vogels, kleine zoogdieren, amfibieën en insecten op termijn een leefgebied bieden. Niet alle bestaande groen elementen konden behouden blijven. Het bestaande bosgebied bij 't Vlot moest verdwijnen voor een zandwinplas. Het bos is conform de Boswet elders in het plangebied door nieuw bos gecompenseerd.
Water vormt een belangrijke drager in de landschappelijke en natuurkwaliteit van de wijk. Voor het ontwerp van het watersysteem is een waterstroming ontwikkeld die recht doet aan een zonering in waterkwaliteit. De mogelijkheden voor de bestaande en nieuwe waternatuur worden daarmee versterkt. Voor de inrichting van de watergangen is het bevorderen en ontwikkelen van de waternatuur en de oevervegetatie uitgangspunt. De situering van de droge ecologische verbindingszone in het oostelijk deel en de natte ecologische verbindingszone in het westelijk deel vormen samen met de bos- en waterstructuur en het circuit ook in het nieuwe bestemmingsplan het groene raamwerk. De groenstructuur sluit aan op het omringende landschap. Er worden ecologische kerngebieden en natuurzones op stadsniveau gerealiseerd die aansluiten op het natuurnetwerk elders in Arnhem.
Deze groenstructuur vormt samen met de bestaande spoorzone Arnhem Nijmegen noord- zuid georiënteerde groenstructuren die aansluiten op de EHS van de Nederrijn ter hoogte van het uiterwaardpark Meinerswijk en het toekomstige park Lingezegen aan de zuidzijde en de westelijk en zuidelijk te realiseren Ecologische Verbindingszone (EVZ). Het groene netwerk van Schuytgraaf biedt de wijk een stedelijke uitloopgebied dat aansluit op de grotere natuurstructuren in de omgeving.
Het behoud van het ecologisch netwerk als schakel tussen de EHS van de Rijn en de regionale ecologische verbindingszone, waarin ook de compensatiemaatregelen voor amfibieën zijn voorzien, zijn kaderstelling geweest bij de zoekopdracht naar aanvullende bebouwingsruimte. Het groene netwerk van Schuytgraaf biedt de wijk een stedelijke uitloopgebied dat aansluit op de grotere natuurstructuren in de omgeving.
De toevoeging van 10 hectare bebouwd gebied is gevonden aan de zuidzijde van de bestaande planstructuur waardoor de bestaande bebouwingslijn wordt uitgebreid. Het samenhangende groen- blauwe netwerk blijft daardoor behouden en zal planologisch ook als zodanig worden bestemd.
Bij de uitwerking van de ontwerp van de droge en natte ecologische zones zal een balans gezocht moeten worden hoe, met in acht neming van de natuur opgave, met recreatief medegebruik van natuur kan worden omgegaan. Te denken valt aan struinroutes en speelaanleidingen in een natuurlijke omgeving. Of straks extensieve begrazing mogelijk is in de droge ecologische zone wordt bij de uitwerking nagegaan.
En bij de uitwerking van het ontwerp natte ecologische zone wordt gekeken of een bestaande oude schuur met voormalige gierkelder ook geschikt te maken is als vleermuiskelder.
Ecologische Hoofdstructuur
De gebieden die benoemd zijn als Ecologische Verbindingszone zijn ingericht / worden ontwikkeld als:
Het agrarische gebied tussen de Achterstraat en de dijk blijft behouden. Er vinden hier geen ontwikkelingen plaats.
Door de werkzaamheden kunnen schadelijk effecten optreden ten aanzien van beschermde soorten (tabel 2 en 3 FF-wet) binnen het plangebied. Deze zijn:
Voor het verstoren van deze soorten is ontheffing volgens artikel 75C Flora- en faunawet (FF-wet) nodig. De benodigde ontheffingen zijn aanwezig of beschikbaar.
Voor deze soorten en voor de overige beschermde soorten is eveneens de Zorgplichtbepaling (artikel 2) uit de FF-wet van toepassing.
Boswet en Compensatierichtlijn Bos en Natuur
In het voor- en najaar van 2001 is het bosgebied (voormalig Staatsbosbeheer bosgebied) geveld. Dit bos gebied was 6 hectare groot. Bij de melding voorgenomen velling is aangegeven waar gecompenseerd zou worden. Daarbij gaat het, conform de regeling Bos en Natuur Gelderland om compensatie van 6 hectare en 20% kwaliteitstoeslag, zijnde totaal 7,2 hectare.
Ten opzichte van de oorspronkelijke planopzet treed de volgende wijziging op in het groene netwerk.
vigerende bp | bp 2008-2009 huidige m2 | verschil t.o.v. vigerende bp | |
bosgebieden | 190.000 | 116.992 | -73.008 |
droge ecozone | 257.393 | ||
natte ecozone | 219.127 | ||
totaal ecozones | 476.520 | 495.422 | 18.902 |
lineair park | 278.000 | 256.706 | -21.294 |
oppervlakte water | 200.570 | 276.539 | 75.969 |
voedselrijk water | 44.322 | 44.322 | |
zandwinplas | 124.910 | 74.055 | -50.855 |
totaal | 1.270.000 | 1.264.036 | -5.964 |
Het voedselrijk watersysteem heeft in het concept bestemmingsplan 2008-2009 een oppervlakte van 44.322 m2. In dit oppervlak zit ook een gedeelte dat in de eerdere plankaarten bij de ecologische zones was gerekend. Per saldo zal de afname van de ecologische zone ruimschoots worden gecompenseerd als het voedselrijk water (gedeeltelijk) wordt toegerekend aan de ecologische zone. Het is een eis van het waterschap om het voedselrijk watersysteem als 'water' te bestemmen.
Groenplan
Het voormalige agrarische gebied wordt voor een deel ingericht als een natte en droge ecologische zone. Verder zijn er bestaande en nieuwe bosgebieden en is er een parkstructuur door het plangebied. Hierdoor wordt het landschappelijke, recreatieve en met name het ecologische netwerk versterkt.
Natura 2000
Geen van de beschermde habitattypen en soorten komen in het plangebied voor of mogen in dit plangebied verwacht worden. De ontwikkeling van woningen in het plangebied vormt geen bedreiging voor de beschermde habitattypen en soorten. Een vergunning conform artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 is niet nodig.
Ecologische Hoofdstructuur (Bijlage 6)
De natte ecologische zone is onderdeel van de EHS. De zone is benoemd als Ecologische Verbindingszone (EVZ) en is ongeveer 32,5 hectare groot. Deze zone is bestemd als natuur.
Andere gebieden binnen Schuytgraaf die als EVZ zijn benoemd zijn:
Door het bestemmen van deze gebieden als natuur, bos en water, wordt juridisch voldaan aan de invulling van de doelstellingen van de Ecologische Verbindingszones
Het agrarische gebied tussen de Achterstraat en de dijk blijft behouden en wordt bestemd als Agrarische gebied.
Flora- en faunawet 2002
De ontheffing artikel 75c van de Flora- en faunwet is verleend (FF/75C/2007/0402B) op 14 oktober 2008 (Bijlage 7) voor de uitvoering van het plan Schuytgraaf. De ontheffing is verkregen omdat er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten en er geen andere bevredigende oplossing bestaat. De tekst in het kader geeft de verbodsbepalingen aan die worden overtreden.
De ontheffing geeft voorwaarden waaraan moet worden voldaan door de initiatiefnemer. Met name gaat het hier om compenserende en mitigerende maatregelen. Er zijn adviezen opgesteld door extern ter zake kundige, waarin oplossingsrichtingen en uitvoeringsvoorwaarden staan benoemd voor verschillende streng beschermde soorten. De onderzoeken zijn:
De onderzoeken zijn in Bijlage 8 opgenomen.
Compensatierichtlijn Bos en Natuur
De compensatie van Bos en Natuur is gevonden in het behoud van het populierenbos (2,5 hectare) en aanleg van nieuw bos (7,2 hectare). De gebieden die voor boscompensatie zijn aangewezen staan op afbeelding 8 aangegeven. Hiervan is het grootste deel inmiddels aangelegd, alleen het bos rondom veld 26 moet nog aangelegd worden en het bos bij de zandwinplas, dat op een natuurlijke wijze moet groeien, is nog niet gerealiseerd. In totaal zal uiteindelijk 9,7 hectare bos in het plangebied aanwezig zijn. Bos zal worden bestemd als Bos. Alleen het bos ten westen van de zandwinplas is bestemd als natuur en is onderdeel van de natte ecologische zone. Het betreft hier 0,5 hectare bos die zich spontaan kan ontwikkelen. De boscompensatie is inmiddels grotendeels geëffectueerd.
Groenplan
De gradatie in de hoofdplanstructuur is zichtbaar zijn in de bestemmingen. Het voormalige agrarische gebied wordt voor een deel ingericht als natte en droge ecologische zone. Deze zones krijgen de bestemming natuur. De bestaande en nieuwe bosgebieden krijgen de bestemming bos. De groenstructuur komt terug in de bestemming “Groen - Park”.
Natuurkalender
De natuurkalender is opgesteld om de werkzaamheden af te stemmen op de minst schadelijke periode voor flora en fauna. Er staat aangegeven wanneer welke werkzaamheden wel of niet uitgevoerd kunnen worden.
Begeleidingsplan Flora- en Faunawet Schuytgraaf
Ieder jaar wordt er een begeleidingsplan opgesteld met daarin de ecologische maatregelen en begeleiding bij de uitvoeringswerkzaamheden die dat jaar in Schuytgraaf plaatsvinden.
In het begeleidingsplan wordt concreet aangegeven hoe aan de voorwaarden van ontheffing, de zorgplicht en het vereiste van zorgvuldig handelen van Flora- en Faunawet kan worden voldaan.
In het begeleidingsplan staat een opsomming van de belangrijkste werkzaamheden, worden de aandachtssoorten besproken waarmee rekening gehouden dient te worden en worden maatregelen voorgesteld om schade aan beschermde soorten te voorkomen en/of te beperken.
Eindconclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat met inachtneming van de gestelde voorwaarden de aanwezige natuurwaarden geen belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling van Schuytgraaf.
Afbeelding 8
Boscompensatie