direct naar inhoud van 4.2 Water
Plan: Bestemmingsplan Schuytgraaf 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.719-0501

4.2 Water

4.2.1 Beleidskader

Europees beleid

Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor de (deel)stroomgebied zijn door de verschillende partijen, met uitzondering van het Rijk, in 2009 vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015. Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Voor water is het volgende streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schoon water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk wordt.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid is overgedragen aan het Waterschap Rivierenland waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerplan 2010-2015 en de keur en de legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
    • 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
    • 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
    • 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
    • 4. Bewustwording
  • Verder van belang is het in 2001 vastgestelde Plan van de waterhuishouding Schuytgraaf. Dit plan beschrijft op hoofdlijnen de uitgangspunten voor water; hemelwater, oppervlaktewater en riolering. Deze uitgangpunten zijn herbevestigd tijdens het Roskamoverleg van 2004. Het verslag van deze sessie is na goedkeuring van de aanwezige partijen (Waterschap Rivierenland, gemeente Arnhem en GEM Schuytgraaf) vastgesteld door de aandeelhoudersvergadering van GEM.

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen;
  • er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling;
  • regenwater dat via openbaar terrein afstroomt bovengronds wordt afgevoerd;
  • er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie;
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt;
  • het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
4.2.2 Doelen van het systeem van de waterhuishouding

Het systeem van grond- en oppervlaktewater moet de volgende doelen dienen:

  • het voorkomen van wateroverlast als gevolg van hoge grondwaterstanden en extreme neerslag;
  • het creëren van een gezond (duurzaam) en veerkrachtig watersysteem;
  • het afvoeren van teveel aan neerslag en kwelwater;
  • het bergen van extreme neerslag;
  • het bieden van een goed leefmilieu voor een gevarieerde flora en fauna;
  • het bieden van een goed verblijfsmilieu voor de recreant;
  • het bieden van een systeem dat de woonomgeving, de belevingswaarde en het gebruikersgenot vergroot.

Voor de afvoer van hemelwater gelden de volgende doelen:

  • het voorkomen van wateroverlast door grondwater en neerslag;
  • voorkomen dat schoon hemelwater wordt vermengd met vuil water;
  • voorkomen dat de rioolwaterzuivering onnodig wordt belast met schoon hemelwater;
  • het voorkomen of bestrijden van verdroging;
  • het verbeteren of handhaven van de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Voor het vuilwater stelsel worden de volgende doelen gesteld:

  • voorkomen van onhygiënische omstandigheden waarin ziektes zich kunnen verspreiden;
  • inzamelen en transport van vuilwater naar een rioolwaterzuivering;
  • voorkomen dat vuilwater en fecaliën zich vermengen met het oppervlaktewater.
4.2.3 Beschrijving van de watersystemen in het plangebied (huidige situatie)
4.2.3.1 Oppervlaktewater

Het oppervlaktewater in het gebied bestaat uit een natte ecozone, het stedelijk watersysteem en het voedselrijk watersysteem. Aan de noordzijde, maar buiten het plangebied ligt de rivier de Nederrijn.

Natte ecozone

De natte ecozone ligt aan de westzijde van het plangebied en bestaat uit een zandwinplas en een nat natuurgebied. De zandwinplas voorziet de wijk tijdens de bouw van de benodigde hoeveelheid zand en zal maximaal 16 meter diep worden. Hierdoor zal het in direct contact staan met het eerste watervoerend pakket waardoor het waterpeil sterk kan fluctueren. De continue toevoer van grondwater naar de zandwinplas wordt gebruikt om de aanliggende natte ecozone van water te voorzien. Daarnaast wordt de hoofdgeul in de natte ecozone zo ontworpen dat ook deze in contact komt met het grondwater van het 1ste watervoerend pakket.

Het peil van de zandwinplas en de natte ecozone kan fluctueren tot een maximaal peil van 7,45 m + N.A.P. Als het peil nog hoger komt, dan stort het teveel aan water over in het stedelijk watersysteem.

Stedelijk watersysteem

Rondom de woonvelden zijn verschillende watergangen gesitueerd. Deze watergangen vormen samen het stedelijk watersysteem. Dit systeem wordt gevoed door het surplus van de natte eco-zone, door kwel en door de neerslag (met name regenwater). De uitlaten van het stedelijk watersysteem bevinden zich aan de westzijde van Schuytgraaf. Het streefpeil van het stedelijk watersysteem is 7,20 m + N.A.P. In het voorjaar wordt extra water vastgehouden om verdamping in de zomer te kunnen compenseren. Het peil kan dan maximaal 7,35 m + N.A.P. worden.

Voedselrijk watersysteem

Het voedselrijk watersysteem is het waterhuishoudkundige systeem rondom Schuytgraaf. Dat systeem vervult de waterhuishoudkundige functies (berging, afvoer en aanvoer) en heeft als watersysteem ecologische betekenis en is van waarde voor de recreatie. Door het voedselrijk watersysteem rondom Schuytgraaf wordt de aan- en afvoerfunctie vervuld voor het betreffende gebied inclusief het stedelijke gebied van Schuytgraaf. Deze afvoer vindt plaats via de Eldensche Zeeg. Wateraanvoer heeft betrekking op de nachtvorstbestrijding in het voorjaar en op wateraanvoer bij droge omstandigheden in de zomer. Ook incidentele afvoer vanuit het bestaande Arnhem Zuid zal plaatsvinden via het voedselrijk watersysteem. Het voedselrijk watersysteem wordt als een A-watergang beschouwd. Met het waterschap Rivierenland is afgesproken het voedselrijk watersysteem in de herziening op te nemen in de bestemming water.

Het voedselrijk watersysteem vormt de verbinding tussen de polderwatergangen aan de zuidzijde van Schuytgraaf met de watergangen aan de west- en noordzijde. Voor de realisatie van de wijk Schuytgraaf was de Eldensche Zeeg een hoofd aan- en afvoerroute van het poldergebied. Deze Eldensche Zeeg stroomt dwars door het plangebied van Schuytgraaf heen en maakt nu deel uit van het stedelijk watersysteem van Schuytgraaf. De waterkwaliteit van het polderwater is van mindere kwaliteit dan de afgesproken waterkwaliteit in Schuytgraaf. Besloten is om de watergangen langs Schuytgraaf met elkaar te verbinden en niet via Schuytgraaf te laten stromen. Hiermee wordt het minder schone water gescheiden van het schonere stedelijk water in Schuytgraaf.

4.2.3.2 Grondwater

De grondwaterstroming is globaal van het noorden naar het zuidwesten gericht; dat wil zeggen dat het grondwater vanaf de Nederrijn richting de Linge stroomt. Ter hoogte van het plangebied zal de grondwaterstroming in grote lijnen hetzelfde zijn en bevindt zich ongeveer tussen 7,5 en 8,5 m + N.A.P. Met een maaiveldhoogte variabel van ca 7,5 tot 9 m + N.A.P.

In het gebied is sprake van kwel. Dit houdt in dat er grondwater vanuit diepere grond-lagen omhoog komt. Dicht bij de rivier is er vooral sprake van Rijnkwel. Daardoor kan er bij een hoge waterstand in de rivier extra kwel en daarmee een verhoging van de grondwaterstand plaatsvinden.

Het plangebied loopt af van de redelijk goed doorlatende oeverwal langs de rivierdijk naar de moeilijk te ontwateren komgronden. De bodemopbouw bestaat dan ook uit verschillende gradaties in zwaarte en dikte van klei. Op enkele plekken komt er veen voor in de ondergrond. In de ondergrond aan de westzijde, ongeveer het gebied van de natte-ecozone, ligt nog een oude stroomgeul van de rivier waardoor er ondiep een redelijk dikke zandlaag voorkomt.

In de tijd dat het gebied een agrarische bestemming had werd de grondwaterstand voornamelijk bepaald door de bodemopbouw, het waterniveau in de watergangen en sloten en de intensiteit waarin deze voorkwamen.

Bij het bouwrijp maken van velden in Schuytgraaf, is het oorspronkelijke maaiveld opgehoogd met zand en vrijgekomen grond uit het plangebied. Hierdoor is de afstand tussen het maaiveld en het natuurlijke grondwater vergroot. Echter in natte periodes zakt het regenwater wel sneller door de ophooglaag, maar stagneert daarna op het eronder gelegen, veelal slecht doorlatende kleilaag. Hierdoor kan een onnatuurlijke grondwaterstand optreden; een schijngrondwaterspiegel genoemd.

4.2.3.3 Hemelwaterafvoer en afvalwatersysteem

In het gebied wordt gebruik gemaakt van een geïntegreerd rioolstelsel met uitzondering van de eerste velden Tuinstad, Vestingstad en Amerikaanse Wijk waar een (gedeeltelijk) gescheiden stelsel is aangelegd. Bij een geïntegreerd stelsel wordt het regenwater bovengronds afgevoerd vanuit de woonvelden via bodempassages naar het oppervlaktewater. Alleen het afvoeren van afvalwater vindt nog ondergronds plaats.

Hemelwater

Regenwater dat op verhard oppervlak valt wordt vanuit de woonvelden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Met name voor regenwater dat op wegen en parkeerplaatsen valt geldt dat het enigszins vervuild kan zijn met olie of slijtresten van auto's (rubber, plastic, koper etc.). Om te voorkomen dat het oppervlaktewater hiermee vervuild raakt, stroomt het regenwater eerst door een bodempassage. Deze groene goten absorberen de eerste millimeters neerslag waarna het resterende schone regenwater gewoon kan afstromen richting oppervlaktewater. De vervuiling blijft achter in de bodempassage. Omdat deze bodempassage een belangrijke functie hebben in het voorkomen van wateroverlast in de woonvelden, alsmede voor het bereiken van een goede waterkwaliteit, moet deze functie gewaarborgd blijven.

Afvalwater

Voor de inzameling van het afvalwater is het plangebied opgedeeld in 5 kleinere deelgebieden met elk een eigen rioolgemaal. Binnen deze deelgebieden wordt het afvalwater onder vrij verval ingezameld en getransporteerd naar het gemaal. Het gemaal gebruikt een persleiding om het afvalwater verder te transporteren richting het station Arnhem-Zuid waar het op het hoofdtransportriool van het Waterschap Rivierenland wordt geloosd.

4.2.3.4 Waterkering

Aan de noordrand van het plangebied ligt de zuidelijke waterkering van de Nederrijn. Aan de binnenzijde van het plangebied ligt een beschermingszone van de dijk. Voor de beschermingszone is de Keur en de Legger van het Waterschap Rivierenland van toepassing.

4.2.4 Beschrijving van de watersystemen in het plangebied (toekomstige situatie)
4.2.4.1 Oppervlaktewater

Hoewel het bestaande watersysteem robuust is ontworpen, geldt dat bij nieuwe uitbreidingen van het verhard gebied het oppervlaktewatersysteem hier niet zonder meer mee belast mag worden. Of het regenwater moet op eigen terrein vastgehouden of gebruikt worden of er moet extra open water gegraven worden om de toename te compenseren. In het geval van compensatie hanteert het waterschap als vuistregel dat het wateroppervlak moet worden uitgebreid met 15% van het nieuw af te wateren verhard oppervlak. Voor de uitwerking van de compensatie moet contact opgenomen worden met het waterschap.

4.2.4.2 Grondwater

Bij ontwikkelingen in het plangebied is het niet toegestaan dat er een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie ontstaat. De bodemopbouw is gevoelig voor met name schijngrondwaterstanden. Bij de ontwikkelingen moet hier bij de bouw en inrichting dan ook rekening mee worden gehouden. Het bouwen van ondergrondse constructies is niet verboden, maar moeten in ieder geval waterdicht worden aangelegd. Voor grote ondergrondse constructies moeten ook de effecten op de omgeving worden aangetoond. Verder verdient het de voorkeur om geen technische drainage aan te leggen voor het realiseren van voldoende ontwatering binnen het plangebied, maar gebruik te maken van natuurlijke ontwateringsmiddelen.

4.2.4.3 Hemelwaterafvoer en afvalwatersysteem

Voor de ontwikkeldelen geldt dat een geïntegreerd rioolstelsel moet worden aangelegd. Dit betekent dat alleen het afvalwater nog via het riool mag worden afgevoerd. Hemelwater mag niet via een riool worden afgevoerd, maar moet bovengronds in de openbare ruimte worden aangeboden. Voor nieuwe openbare ruimtes geldt dat het hemelwater bovengronds moet worden afgevoerd. Hiervoor moet voldoende ruimte worden gereserveerd en bestemd. Als blijkt dat dit niet geheel mogelijk is, dan moet overleg plaatsvinden met verschillende beheerders (rioolbeheerder en waterbeheerder).

In het plangebied worden twee verschillende soorten rioolstelsels aangelegd, namelijk een hemelwaterstelsel en een vuilwaterstelsel.

De afvoer van afvalwater binnen de te ontwikkelen velden geschiedt door middel van vrijvervalriolering (dwa). De afvoer van het regenwater wordt niet aangesloten op dit systeem, met uitzondering van een aantal al gerealiseerde en aangesloten parkeerkoffers in de velden 21 en 25. Het gezamenlijk debiet van de gemalen wordt getransporteerd naar de hoofdpersleiding van Waterschap Rivierenland, die aan de oostzijde van Schuytgraaf ligt en loost op de RWZI Arnhem Zuid.

Om te voldoen aan de doelen van het hemelwaterriool zullen twee typen hemelwaterstelsels worden aangelegd, namelijk het Verbeterd gescheiden stelsel en het Geïntegreerd stelsel. Het geïntegreerde stelstel is een stelsel waarbij het hemelwater, dat op de schone oppervlakken valt, direct bovengronds wordt afgevoerd naar het grond- of oppervlaktewater door middel van oppervlakkige afvoer, of door infiltratie in de bodem. In uitzonderingsgevallen zou de afvoer, via een buizensysteem, naar een infiltratieplek ook hieronder kunnen vallen. Hemelwater dat op minder schone oppervlakken valt, kan na filtering in een bodempassage, alsnog op het oppervlaktewater geloosd worden of in de bodem geïnfiltreerd worden.

Uitgangspunt is dat een geïntegreerd stelsel wordt aangelegd. Indien het geïntegreerd stelsel niet kan worden toegepast, moet er een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd worden. Bij voorkeur zullen dan de verharde oppervlakken met een grote(re) kans op vervuiling op dit stelsel aangesloten worden. Hieronder kunnen dan de N837, de wijkontsluitingswegen en de centrumontsluiting vallen. Het verbeterd gescheiden rioolstelsel is een rioolstelsel dat bestaat uit een vuilwaterriool en een hemelwaterriool. Deze stelsels zijn door middel van een koppeling met elkaar verbonden. In deze koppeling is een debietbegrenzer en een voorziening tegen terugstromen van vuilwater aanwezig.

Omdat er altijd de mogelijkheid bestaat dat er een storing optreedt in een gemaal dient er een calamiteitenoverstort te worden aangebracht. Het doel van zo'n overstort is, dat er bij het optreden van storing in het vuilwatergemaal geen wateroverlast ontstaat van vuilwater op straat met de daarbij behorende milieuhygiënische problemen, zoals de bedreiging van de volksgezondheid.

Voor alle nog te ontwikkelen woonvelden geldt dat per woonveld een waterplan moet worden opgesteld. In deze waterplannen worden de vier bovengenoemde aspecten (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater, afvalwater) in detail uitgewerkt. Deze waterplannen vormen dan tegelijk de inhoudelijke watertoets ten behoeve van de uitwerkingsbestemmingsplannen.

4.2.4.4 Waterkeringen

Ten aanzien van de in het plangebeid aanwezige waterkeringen wordt vastgesteld dat hierin geen veranderingen in optreden.

4.2.4.5 Overleg gemeente en waterbeheerders

De inhoud van het concept van deze waterparagraaf is ter toetsing voorgelegd aan het Waterschap Rivierenland. De opmerkingen van het waterschap zijn in deze paragraaf verwerkt. De realisatie en planontwikkeling is een proces van jaren. Het Waterschap is voortdurend bij de realisatie en ontwikkeling betrokken. Voor alle velden geldt dat bij de ontwikkeling een separaat waterplan wordt opgesteld zodat ruimtelijke consequenties op de waterhuishouding inzichtelijk worden. Het waterplan zal door zowel het Waterschap Rivierenland als de beleidsdisciplines van de gemeente Arnhem moeten worden goedgekeurd.

4.2.5 Gewijzigde waterhuishouding als gevolg van planwijzigingen

Tijdens de zoekopgave naar 10 ha extra woongebied is onderzoek gedaan naar de gevolgen voor de benodigde hoeveelheid retentieoppervlak. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in 'Actualisering retentie open water Schuytgraaf' d.d. 19 september 2003. In dat onderzoek wordt geconcludeerd dat het al geplande retentieoppervlak toereikend is voor de extra uitbreiding van verhard oppervlak door de 10 ha extra woongebied.

Daarnaast is geconcludeerd dat het geplande helofytenveld aan de zuidrand van Schuytgraaf ten behoeve van het zuiveren van het stedelijk watersysteem Schuytgraaf niet effectief is. In plaats hiervan is er gekozen voor het scheiden van het stedelijk watersysteem Schuytgraaf in een noordelijk deel en een zuidelijk deel. Ten behoeve van dit gescheiden noordelijk watersysteem is een extra overstort locatie gepland tussen de velden 1 en 4 naar het omringend gebied.

Over deze uitkomsten is overleg geweest met het waterschap Rivierenland. Bij brief van 24 november 2003 heeft het watersschap aan GEM laten weten in te stemmen met de conclusies ten aanzien van het watersysteem.

Verder is de ligging en breedte van het stedelijk watersysteem op de grens van de velden 15, 18 en 19 gewijzigd. Dit water buigt af in oostelijke richting en loopt vervolgens langs het spoor in noordelijke richting naar veld 13. De oorspronkelijk geplande geknikte duiker tussen de watergangen van veld 13 en 15 blijkt niet goed te kunnen functioneren. Verdere verlenging van het stedelijk water in de richting van het archeologisch veld is in verband met behoud van de ondergrondse archeologische waarden niet gewenst, dus afbuigen en verlengen langs het spoor is de enige optie.

In de velden 18 en 19 is er een versmalling van de watergang naar minimaal 14,75 meter toelaatbaar geacht. In de velden 11 en 13 zal deze watergang worden doorgetrokken. Ook hier bedraagt de breedte van de watergang nooit minder dan 14,75. Het stedelijk water tussen de velden 11 en 13 wordt verlengd.

Tenslotte is de waterpartij ten zuiden van veld 24 ten behoeve van vergroting van dit veld licht naar het zuiden afgeknikt. Door verschuiving van de sportvelden naar de locatie ten westen van dit veld 24 wordt vervolgens deze watergang in noordelijke richting om de sportvelden heen afgebogen om vervolgens weer aan te sluiten op de locatie ter plaatse van de N837 aan de westgrens van het plangebied. Ten oosten van de nieuwe ligging van veld 23 is nog een watergang gepland. Deze watergang sluit aan op het voedselrijk watersysteem. Deze watergang vormt een verbinding van water tussen het park Lingezegen dat ten zuiden van Schuytgraaf ligt en het water-systeem van Schuytgraaf.

4.2.6 Locatie baggerdepot

Tussen de gemeente, GEM Schuytgraaf en het waterschap is een convenant gesloten waarin is vastgelegd dat ten behoeve van de bagger uit de watergangen in Schuytgraaf een baggerdepot wordt aangelegd ter grootte van 1 hectare. Uitgangspunt voor de wijk Schuytgraaf is namelijk dat het slib dat binnen het plangebied vrijkomt ook binnen het plangebied wordt opvangen.

Binnen de velden is geen ruimte voor een baggerdepot. Het opofferen van bos is geen optie omdat binnen de reeds noodzakelijk boscompensatie daarvoor geen ruimte is. Vandaar dat een locatie in het weidegebied het meest voor de hand ligt. Door bureau Waardenburg, West 8, waterschap Rivierenland en GEM Schuytgraaf is onderzocht welke locatie dit zou moeten zijn. Gekozen is voor een strook weide tussen de zandwinplas en de N837. Deze locatie sluit, gelet op het karakter van het baggerdepot het beste aan bij de natte ecozone ter plaatse en is ook landschappelijk acceptabel. Het baggerdepot bestaat uit een stuk grond met een aarden omwalling waarbinnen de bagger wordt gestort. Het baggeren vind jaarlijks plaats. De bagger wordt in het depot uitgereden, het water infiltreert in de bodem en het overgebleven residu verdroogt en blijft liggen. Er zal baggerspecie met een kwaliteit van

klasse 0, 1 of 2 worden gestort. Het baggerdepot zal elk jaar worden gebruikt. Elk jaar zal circa 1/15de deel van het nieuwe watersysteem van Schuytgraaf worden gebaggerd. De jaarlijkse hoeveelheid bagger zal circa 8.000 m3 bedragen. Het baggerdepot heeft de bestemming “Bedrijf” gekregen, te weten 'Bedrijf” met een nadere functieaanduiding “baggerspeciedepot”. De oppervlakte van het terrein bedraagt maximaal 10.000 m2.

4.2.7 Veiligheid van oppervlaktewater

Bij de inrichtingsontwerpen voor oppervlaktewater zullen de in het Handboek Veiligheid van oppervlaktewater (uitgave van Stichting Consument en Veiligheid) opgenomen aanbevelingen als uitgangspunt worden genomen.

4.2.8 Conclusie

Het stedelijk gebied van Schuytgraaf komt op de plaats van het oorspronkelijke landbouwkundige watersysteem. Er wordt dan ook een nieuw watersysteem aangelegd.

Het nieuwe watersysteem kenmerkt zich door brede watergangen, flauwe taluds en een flexibel peilbeheer. Om voldoende drooglegging te creëren moet een groot deel van het plangebied opgehoogd worden. Om de verstoring van het watersysteem in het landbouwgebied buiten het stedelijk gebied te voorkomen is een voedselrijk watersysteem om Schuytgraaf heen ontworpen.

De planontwikkeling heeft plaats gevonden met inachtneming van de eisen die gesteld worden aan een goede waterhuishouding. Aangetoond is dat ook bij de toekomstige planontwikkeling in voldoende mate rekening wordt gehouden met de aan de waterhuishouding te stellen eisen. Het waterschap en de gemeente en ontwikkelende partijen zijn bovendien steeds nauw betrokken bij de planontwikkeling.

Afbeelding 9 geeft een schematisch beeld van het te realiseren systeem van de waterhuishouding.

Voor alle toekomstig uit te werken velden moet een separaat waterplan worden opgesteld zodat ruimtelijke consequenties inzichtelijk worden. Dit plan moet door zowel het Waterschap Rivierenland als de beleidsdisciplines van de gemeente Arnhem goedgekeurd worden. Het Waterschap en de gemeente en ontwikkelende partijen zijn bovendien verder steeds nauw betrokken bij de planontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.719-0501_0011.jpg"

Afbeelding 9
Waterhuishouding