Plan: | Bestemmingsplan Trainingsaccommodatie Vitesse Papendal |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.783-0201 |
In deze paragraaf wordt een afweging gemaakt van de gevolgen van de wijziging van het bestemmingsplan. Er wordt dan gekeken naar die worden doorgevoerd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. De wijzigingen betreffen:
Sinds de bouw van GelreDome en de sloop van stadion Nieuw Monnikenhuize, is Vitesse op zoek naar een permanente locatie om een nieuw trainingscomplex aan te leggen. Eerst is door Vitesse een programma van eisen opgesteld. Dit bevat onder andere de wens voor zes voetbalvelden (waarvan twee kunstgras velden) met bijbehorende voorzieningen en parkeergelegenheid. Vervolgens is zowel binnen als buiten de grenzen van de gemeente Arnhem gezocht naar geschikte locaties. Het is toen niet gelukt om een geschikte locatie te vinden. Vitesse is vervolgens blijven trainen op Papendal en de wedstrijden van de o.a. de jeugd werden op andere locaties afgewerkt.
De afgelopen jaren is opnieuw onderzoek gedaan naar een permanente locatie voor het trainings- en opleidingscentrum van Vitesse. Binnen het bestaande stedelijke gebied is geen locatie gevonden die aan de eisen voldoet. Er zijn geen nieuwe locaties beschikbaar waar de trainingsaccommodatie gebouwd kan worden. Een andere optie was de koppeling met een bestaande sportaccommodatie. Maar bij de bestaande sportvoorzieningen was ook onvoldoende ruimte.
Uiteindelijk waren er twee opties: Sportpark Valkenhuize aan de Beukenlaan of Papendal. Valkenhuize bleek uiteindelijk, in combinatie met andere sportvoorzieningen, ook te klein. Daarnaast was de parkeergelegenheid en de ontsluiting gezien de ligging grenzend aan een woonwijk problematisch.
Uiteindelijk blijkt Papendal de meest geschikte locatie. Hier is voldoende ruimte om de trainingsaccommodatie te realiseren. Het geldende bestemmingsplan maakt hier al een sportfunctie mogelijk. Daarnaast is Papendal ontwikkeld als grootschalig sportcentrum. De trainingsaccommodatie van Vitesse past qua functie zeer goed bij de andere activiteiten. Er kan gebruik worden gemaakt van elkaars voorzieningen (zoals parkeerplaatsen, hotel etc). Daarnaast is de bereikbaarheid van deze locatie ook erg goed. Zeker indien de bereikbaarheid van Papendal met het openbaar vervoer verbetert wordt.
Een ander belangrijk argument om te kiezen voor Papendal is het feit dat het bestemmingsplan de functie van een opleidings- en trainingsaccommodatie al mogelijk maken. De geplande bebouwing is alleen groter dan het bestemmingsplan toestaat.
Voor Papendal is zes jaar geleden een masterplan opgesteld (zie bijlage 1 en paragraaf 4.1). Dit masterplan dient als leidraad voor bouwactiviteiten op het terrein. Uitgangspunt van het masterplan is dat bestaande verspreide bebouwing op het terrein wordt verwijderd en dat vervangings- en nieuwbouw wordt geconcentreerd langs een oost-west lopende strook aan de noordzijde van het terrein. In dit masterplan is al op de verplaatsing van de voetbalactiviteiten van Vitesse geanticipeerd. Nadat Vitesse de huidige gebouwen aan de zuidzijde van Papendal heeft verlaten zal de bebouwing overeenkomstig de bedoeling van het masterplan en conform de afspraken met NOC*NSF worden gesloopt en zal dit terreingedeelte ten gunste van de natuur worden heringericht.
De geplande locatie van het nieuwe trainings- en opleidingscentrum is conform het masterplan. De oppervlakte ervan is echter groter dan bij het opstellen van het plan werd voorzien. Een vergroting van dit oppervlak is echter niet in strijd met de essenties van het plan. De locatie van het gebouw is niet verandert, alleen het gebouw wordt groter. Vanwege de geplande ligging van het gebouw in een open gebied tussen twee sportvelden, is een vergroting geen bezwaar.
De Arnhemse welstandscommissie heeft inmiddels positief geadviseerd op een aanpassing van het masterplan op dit punt.
De trainingsaccommodatie dient ter vervanging van de huidige door Vitesse in gebruik zijnde over het terrein verspreide bebouwing. Momenteel maakt Vitesse gebruik van de volgende bouwwerken:
Totaal 1498 m2 voetprint.
De nieuwbouw heeft een voetprint van 1.200 m2. Per saldo zal de voetprint dan ook niet toenemen ten opzichte van de momenteel bestaande en in gebruik zijnde bebouwing.
In het geldende bestemmingsplan is een groot bouwvlak opgenomen waarvan een bepaald deel (1%) mag worden bebouwd. Deze bebouwing kan in principe overal binnen dit vlak worden gerealiseerd, ook ter plaatse van bestaand bos. In dit bestemmingsplan ligt het bouwvlak strak om het geplande gebouw van Vitesse. Dit bouwvlak maakt meer bebouwing mogelijk dan het geldende plan maar op een veel minder gevoelige locatie (ter plaatse van een bestaand sportveld). Het is dus veel duidelijker waar de bebouwing mag worden opgericht. Buiten het bouwvlak zijn met een binnenplanse afwijking uitsluitend kleine bouwwerken en lichtmasten toegestaan.
Ontwerp nieuwbouw
Het nieuwe gebouw van Vitesse heeft duidelijk een andere positie en functie dan de andere gebouwen op Papendal. Het gebouw ligt niet in het bos maar vrij in de ruimte tussen twee sportvelden: een open plek omzoomd door boomgroepen en bos. Het ontwerp is gebaseerd op de beeldkwaliteitsparagraaf uit het masterplan voor Papendal. Belangrijkste uitgangspunt is de inpassing in de natuurlijke omgeving. Daarnaast is de relatie van het gebouw met zijn omgeving van groot belang. Doordat het gebouw in de open plek is gelegen gaat de bouw niet ten koste van bomen maar gezien de locatie is de inpassing en uitstraling van het gebouw van belang.
Afbeelding 4.3 Ruimtelijk opzet trainings- en opleidingscentrum (Bron: Geesink Weusten Architecten)
Verkeer en vervoer
De inzet van het Masterplan is om op Papendal de mobiliteit te beperken. Met het concentreren van alle gebouwen en voorzieningen in de noordrand wordt het aantal rijbewegingen over het terrein beperkt.
Het huidige Papendal kent een uitgebreid wegennet. De hoofdweg brengt helderheid in de verkeersstructuur. Automobilisten en fietsers kunnen via deze weg op elke gewenste bestemming op Papendal komen. De concentratie van activiteiten in het noorden (waaronder Vitesse) brengt met zich mee dat in de zuidelijke helft van Papendal enkele wegdelen kunnen vervallen. Ook het uitgebreide padenstelsel kan hier worden opgeheven. Behalve bij evenementen hoeven de zuidelijke wegen op het terrein niet meer bereden te worden.
Parkeren
Het parkeren wordt in enkele grote velden geconcentreerd. Het komt zowel de oriëntatie alsook de attractiviteit van het landschap ten goede; grote delen van het terrein blijven vrij van geparkeerde auto's. Bovendien kunnen, doordat de verschillende terreindelen straks via de hoofdweg met elkaar verbonden zijn, automobilisten gemakkelijker uitwijken naar een ander parkeerveld. Tegelijk biedt de strip de mogelijkheid om tussen de verschillende parkeerplaatsen heen en weer te lopen. Hierdoor kunnen pieken in het parkeren beter worden opgevangen.
Ook bij het nieuwe trainings- en opleidingscentrum van Vitesse komt een groot parkeerterrein (parkeerveld 2). Hier is plaats voor ruim 500 auto's. Dit parkeerveld is niet alleen ten dienste van het trainings- en opleidingscentrum van Vitesse maar ook (een overloop) voor de aan de overzijde van de hoofdweg gelegen of toekomstige bebouwing zoals het NISB (Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen) en sport- en onderwijsvoorzieningen.
Het parkeerterrein wordt in het groen ingepast met veel bomen en struiken ter afscherming. De verharding van de parkeerplaatsen bestaat uit grasbeton waardoor de parkeervelden ook een groene uitstraling krijgen. Het parkeren past in het geldende bestemmingsplan.
Het geldende bestemmingsplan maakt binnen de bouwzone lichtmasten mogelijk met een maximale hoogte van 9 meter, met dien verstande dat de hoogte van 80+NAP niet mag worden overschreden. Met een binnenplanse vrijstelling zijn onder voorwaarden lichtmasten van 15 meter hoog toegestaan.
In dit bestemmingsplan worden lichtmasten mogelijk gemaakt bij het toekomstige hoofdveld met een hoogte van maximaal 18 meter waarbij aan de overige voorwaarden uit het geldende bestemmingsplan wordt voldaan.
In de beleidsregels lichtmasten bij sportvelden (zie bijlage 2 en paragraaf 3.6) wordt ingegaan op de maximale hoogte van de lichtmasten. In de beleidsregels staat voor het gebied waarin Papendal is gelegen dat masten met een hoogte van meer dan 15 meter altijd worden geacht meer dan geringe schade aan natuur en landschap aan te richten.
In de toelichting van de beleidsregels 'lichtmastenbeleid bij sportvelden' wordt ingegaan op de hoogte van de masten. In paragraaf 5.1 'Sport(technische) randvoorwaarden en knelpunten' staat:
Uit sporttechnisch oogpunt gaat het om een gelijkmatige verlichting met voldoende lichtsterkte, waarbij de lichtpunten zodanig zijn aangebracht dat er geen hinderlijke verblinding optreedt. De norm "voldoende lichtsterkte" hangt overigens samen met de soort sport en de activiteit (bijvoorbeeld training of wedstrijd). Hiervoor zijn door de NOC*NSF en de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde een groot aantal normen en aanbevelingen opgesteld. Ook op Europees niveau wordt gewerkt aan een internationale normering voor sportverlichting. Zo is het mogelijk voor ieder te verlichten sportveld een installatie te kiezen, die voor de sport voldoet; maar die ook - door de keuze van het aantal lichtpunten, het type armatuur en de plaats en hoogte van de lichtmasten - zo min mogelijk overlast voor de omgeving oplevert.
Sporttechnisch is het uitgangspunt dat een hogere lichtmast de kans op verblinding door de sporter en uitstraling naar de omgeving verkleint (de lampen schijnen meer recht naar beneden). Voor voetbal wordt een mast van minimaal 15 meter hoogte aanbevolen. Een nog hogere mast voldoet beter, maar kost meer - ook aan energieverbruik.
En in paragraaf 7.3 van de beleidsregels staat het volgende:
Hoe hoger de masten zijn, des te minder zijn ervan nodig. Ook is de zijdelingse lichtuitstraling
dan des te geringer; dus des te minder hinder gaat ervan uit. Andersom geldt dat hoe lager de
masten zijn, des te meer er nodig zijn en des te breder uitstralingsgebied (en meer lichthinder)
ze genereren.
Bij de juiste combinatie van hoogte mast, type armatuur, toegepaste lichtbron en afscherming
kan zowel een mast van 9 meter als een mast van 15 meter een juiste oplossing zijn. In het
algemeen geldt dat deze laatste (met de juiste armatuur) meer comfort biedt voor spelers dan
een mast van 9 meter hoog. Ook geeft een hogere mast een betere richtmogelijkheid van
bovenaf, met minder zijwaartse verstrooiing. De visuele invloed op de omgeving is over het
algemeen tegengesteld: ook overdag is een hogere mast van verder af zichtbaarder dan een
lage. Dit kan vooral in de EHS+ gebieden (bijvoorbeeld in open terrein tussen bosgebieden)
storend zijn. In dat geval is het goed om uit te gaan van de gemiddelde boomhoogte terplaatse.
Een afschermende randbeplanting moet daarop zo mogelijk afgestemd worden.
Door Philips Lighting Nederland is een lichtontwerp gemaakt voor de veldverlichting bij het hoofdveld (ten westen van het hoofdgebouw) van het trainingscomplex. Het plan is om te werken met acht lichtmasten van 18 meter hoog. Dit betekent dat hier wordt afgeweken van de beleidsregels voor lichtmasten en de (met vrijstelling) toegestane hoogte uit het geldende bestemmingsplan. Bij het beoordelen van deze hogere bouwhoogte zijn de volgende aspecten van belang:
Hieronder worden bovengenoemde aspecten uitgewerkt. Ten behoeve van deze onderbouwing is er door Philips Lighting Nederland een vergelijking gemaakt tussen de situatie van lichtmasten met een hoogte van 15 en 18 meter (zie bijlage 3).
Gelijkmatige verlichting met voldoende lichtsterkte
De lichtsterkte van de armaturen is hetzelfde bij masten van 15 en 18 meter. Maar bij de masten van 18 meter is de maximale bundelintensiteit (de grootte van de lichtbundel) lager dan bij masten van 15 meter. Bij hogere masten is de hoek die de schijnwerper moet maken om het veld goed te verlichten kleiner en kan er dus beter gericht worden. Hierdoor kan het benodigde licht beter en gelijkmatiger worden verdeeld over het veld; dit maakt het spel goed zichtbaar en voorkomt hinder voor spelers, scheidsrechts en publiek. Dit is conform het lichtmastenbeleid.
De uitstraling naar de omgeving
Zoals hierboven is aangegeven, kan de hoek van de schijnwerper kleiner zijn indien de lichtmast hoger is. Met andere woorden: bij een lagere mast moet de schijnwerper iets meer getild worden (de schijnwerper staat in een grotere hoek) en schijnt de bundel van die schijnwerper verder weg. Hoe hoger de mast, hoe meer het licht van boven naar beneden gestuurd kan worden en hoe minder de lichtbundel opgetild hoeft te worden. Dit betekent dat er dan minder sprake is van zijwaartse verstrooiing en dus minder overlast voor de omgeving. Dat is voor deze locatie vooral voor de flora en fauna van belang.
Visuele uitstraling
De vraag is of de hogere lichtmasten te zichtbaar zijn. Om deze vraag te beantwoorden is de hoogte van de bomen rondom de sportvelden opgemeten. De bomen rondom het veld waar de lichtmasten zijn geprojecteerd hebben een hoogte tussen 16 en 17 meter. Dat betekent dat de lichtmasten van 18 meter hier iets bovenuit komen. Omdat de sportvelden omzoomd worden door groenstroken met bomen zullen de masten vanwege het geringe hoogteverschil nauwelijks zichtbaar zijn.
Effecten op de natuurwaarden
Door Adviesbureau De Groene Ruimte zijn de effecten op beschermde
natuurwaarden (Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet) na gegaan (zie bijlage 11). In het onderzoek zijn de bevindingen verwoord van een eerste, oriënterende toetsing van mogelijke effecten van de voorgestelde verlichting op beschermde natuurwaarden. Hieronder zijn de conclusies uit het rapport opgenomen.
Flora- en faunawet
Er wordt in de toekomstige situatie geen verstoring verwacht van mogelijk aanwezige vaste verblijfplaatsen (en vliegroutes) van vleermuizen en vogels door de plaatsing van de verlichting bij het hoofdveld van Vitesse. Andere mogelijk aanwezige streng beschermde soorten zijn niet lichtgevoelig en worden daarom niet verstoord door de verlichting rond het hoofdveld.
Natuurbeschermingswet
Papendal ligt in het Natura 2000-gebied Veluwe. Het terrein maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurmonument. Het Natura 2000-gebied Veluwe is aangewezen voor 10 vogelsoorten, 7 andere soorten en 17 habitattypen4). Voor deze soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelen geformuleerd. In het onderzoek is per soort aangegeven welke invloed van het project wordt verwacht op de betreffende instandhoudingsdoelen.
De conclusie is dat de verlichting geen (significant) negatief effect zal hebben op de instandhoudingsdoelen van de soorten en habitattypen waarvoor de Veluwe is aangewezen.
Conclusie
De standaard maximum hoogte van lichtmasten is 15 meter en de keuze voor deze hoogte komt voort uit verwachte visuele hinder van veraf van de mast zelf. Maar als een hoge mast (zoals in dit geval) aantoonbaar tot minder lichtminder leidt voor de omgeving, geen gevolgen heeft voor de natuurwaarden in het gebied en er weinig of geen visuele hinder van veraf is, dan is dat de beste oplossing.
Lichtmasten van 18 meter zorgen voor minder lichthinder naar de omgeving en voor gelijkmatigere verlichting wat het gebruik van de velden verbetert. Deze voordelen wegen op tegen het feit dat de lichtmasten iets hoger zijn dan de omliggende bomen.