direct naar inhoud van Artikel 33 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)
Plan: Bestemmingsplan Schuytgraaf 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.719-0301

Artikel 33 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologie 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarin voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Binnen deze bestemming zijn tevens gebouwen, bouwwerken en kunstwerken ten behoeve van een archeologisch monument toegelaten.

33.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor aanleggen) op de in lid 33.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 30 m2 of meer:
    • 1. bomen en/of diepwortelende beplantingen aan te brengen;
    • 2. de bodem te verlagen, af te graven of op een andere wijze graafwerkzaamheden te verrichten, dieper dan 0,40 meter;
    • 3. heiwerken uit te voeren en/of voorwerpen in de bodem te brengen, dieper dan 0,40 meter;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 200 m2.
  • b. het verbod in het vorige lid geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer van de gronden betreffen of voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt, vergunning is verleend.
  • c. de vergunning mag slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de in lid 33.1 bedoelde gronden.
33.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor slopen op of in gronden aangeduid met “Waarde - Archeologie 1”.
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor slopen voor de gronden, als bedoeld in dit lid kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 30 cm boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor slopen.
33.4 Bouwregels
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden en/of regels verbinden aan een omgevingsvergunning op of in gronden zoals opgenomen op de bestemmingsverbeelding en aangeduid met “Waarde - Archeologie -1”, indien de bouwwerkzaamheden dieper reiken dan 0,4 meter onder het maaiveld en het gebied waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft groter is dan 30 m2.
  • b. Aan de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 33.1, kan de voorwaarde worden verbonden dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die volgens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming “Waarde - Archeologie - 1”, als bedoeld in lid 33.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.