direct naar inhoud van Artikel 10 Centrum - 4
Plan: Bestemmingsplan Schuytgraaf 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.719-0301

Artikel 10 Centrum - 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum -4 ” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
  • b. beroep aan huis, mits dit niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning;

en daaraan ondergeschikt voor;

  • c. toegangspaden;
  • d. verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen waaronder begrepen gebouwde parkeervoorzieningen, en straatmeubilair;
  • e. nutsvoorzieningen.
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. fiets- en wandelpaden;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. duikers;
  • j. geluid- en windafschermende voorzieningen en/of -bebouwing;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen en erven;
  • l. paden;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 10.1. bedoelde gronden mogen met inachtneming van de aangeduide minimum goot- en bouwhoogten, maximum goot- en bouwhoogten, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het minimaal aantal toegelaten woningen bedraagt 34 en het maximaal aantal toegelaten woningen bedraagt 74;
  • c. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woningen met de daarbij behorende gebouwde parkeervoorzieningen ten behoeve van deze woningen worden gebouwd;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding “”ontsluiting” dient een ontsluiting te worden gerealiseerd;, welke minimaal geschikt is voor langzaam verkeer;;
  • e. Uit- en aanbouwen en bijgebouwen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gerealiseerd;
  • f. De goothoogte van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • g. De bouwhoogte van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • h. De gezamenlijke oppervlakte van uit- en aanbouwen en bijgebouwen bij woningen mag per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijden:
Per bouwperceel: oppervlakte bouwperceel verminderd met de oppervlakte van de hoofdbebouwing   Maximale oppervlakte bouwwerken  
< 90 m2   50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding “bijgebouwen” met een minimum van 20 m2  
90-150 m2   45 m2  
150-300 m2   55 m2  
300-500 m2   65 m2  
500-1000 m2   75 m2  

  • i. De hoogte van een erfafscheiding achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van tuinmuren maximaal 3 meter mag bedragen;
  • j. De hoogte van een erfafscheiding voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
  • k. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en watervoorzieningen maximaal 3 meter bedraagt.
10.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

het bepaalde in lid 10.1 onder a en 10.4 onder a van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:

  • a. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijke deskundige wordt ingewonnen;
  • b. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2 ;
  • c. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieuaspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
  • d. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
  • e. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
  • f. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
  • g. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, om te kunnen afwijken, wordt voldaan.
10.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
    • 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    • 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  • b. Het bepaalde in 10.4 onder a is niet van toepassing op het gedeelte van een woning dat in gebruik is als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.