direct naar inhoud van Artikel 2.3 Woondoeleinden met behoud van landschappelijke waarden
Plan: Bestemmingsplan Alteveer-Cranenvelt
Status: onherroepelijk
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.02020000683-

Artikel 2.3 Woondoeleinden met behoud van landschappelijke waarden

2.3.1. Doeleinden

De op de plankaart als "Woondoeleinden met behoud van landschappelijke waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. - het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
    - groen- en speelvoorzieningen;
    - buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
    - verblijfsgebieden;
    - straatmeubilair;
  • b. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.
  • c. en tevens, dan wel uitsluitend, indien dit op de legenda van de plankaart als zodanig is aangegeven voor autostalling of opslag van goederen ten behoeve van het wonen, in het daartoe als zodanig op de plankaart aangegeven gebied.
2.3.2. Bouw- en gebruiksvoorschriften
  • a. Op de in lid 2.2.1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen de bouwzone gelegen, mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogten, maximumgoothoogten en, voor zover aangegeven, maximum bouwlagen, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing (vrijstaande woningen, dan wel vrijstaande of halfvrijstaande woningen), aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  • b. Op de in lid 2.2.1 van dit artikel bedoelde gronden, voorzover binnen de bebouwbare zone gelegen, mogen:
    - aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing,
    - bijgebouwen met een maximumbouwhoogte van drie meter en
    - andere binnen de bestemming passende bouwwerken
    met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximaal oppervlakte van het totaal van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel volgens het onderstaande schema, worden gebouwd;

oppervlakte bebouwbare zone   maximale grootte bouwwerken  
< 90 m2   50% van de bebouwbare zone met een minimum van 20 m2  
90-150 m2   45 m2  
150-300 m2   55 m2  
300-500 m2   65 m2  
500-1000 m2   75 m2  
> 1000 m2   75 m2  

2.3.3. Vrijstelling

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van
a. het bepaalde in het in lid 2 onder b. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2 met maximaal 25 m2 mits:
1. dit vanuit stedenbouwkudig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad."
b. het bepaalde in artikel 3.2, lid 1 onder a. van de voorschriften ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:

1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid ;
4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
7. het gebruik als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiervan wordt terstond melding gedaan aan burgemeester en wethouders. Voorts controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder vrijstelling is verleend, wordt voldaan.

2.3.4. Aanlegvergunningen
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgermeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
    • 3. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels of beken;
    • 4. het ophogen, bodem verlagen of vergraven, egaliseren en ontginnen van gronden.
  • b. Het in lid 2.3.4, sub a, vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
    • 1. of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen;
    • 2. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
  • c. Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 2.3.4, sub a, zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemmingen zijn toegekend;
    • 2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en landschapswaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
2.3.5. Verboden gebruik

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 3.2 van deze voorschriften wordt in elk geval begrepen;

  • gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
  • gebruik van de onbebouwbarezone ten behoeve van parkeerdoeleinden, voorzover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde voorgevelrooilijn en de openbare weg zelf.
2.3.6. Beroep aan huis

Het bepaalde in lid 2.3.5 is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.