direct naar inhoud van Artikel 2.14 transportleidingen
Plan: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Westervoortsedijk
Status: onherroepelijk
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.02020000649-

Artikel 2.14 transportleidingen

2.14.1. Doeleinden
  • a. 1. De op de plankaart voor aardgasleiding 8 inch/12 inch bestemde gronden zijn voor een strook van 4 meter ter weerszijden van de hart van deze leiding bestemd voor het transport van gas door een hoofdtransportleiding.
    2. De op de plankaart voor brandstofleiding bestemde gronden zijn voor een strook van 10 meter ter weerszijden van het hart van deze leiding bestemd voor het transport van vloeibare brandstoffen door een brandstofleiding.
    3. De op de plankaart voor rioolpersleiding respectievelijk afvalwaterriool bestemde gronden zijn voor een strook van 4 meter ter weerszijden van het hart van deze leidingen bestemd voor het transport van afvalwater door een rioolpersleiding.
  • b. Secundair zijn de in het eerste lid genoemde gronden bestemd voor op de plankaart aangegeven bestemmingen.
2.14.2. Bouwvoorschriften

Uitsluitend mogen worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de in het eerste lid genoemde bestemmingen, waarbij de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt.

2.14.3. Vrijstelling

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het vorige lid voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de secundaire bestemmingen mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidingen en de veiligheid daarvan;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a. gestelde.
2.14.4. Aanlegvergunning

Het is verboden binnen een strook van 14 meter ter weerszijden van de as van de aardgasleiding, respectievelijk de brandstofleiding en binnen een strook van 4 meter ter weerszijden van de as van de rioolpersleiding zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • I. het aanbrengen van een gesloten oppervlakteverharding;
  • II. het wijzigen van het maaiveldniveau door afgraving en/of ophoging;
  • III. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan ten behoeve van de in lid 5. genoemde werken en werkzaamheden;
  • IV. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • V. het indrijven van voorwerpen in de grond.
2.14.5.

Het verbod in het vorige lid geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer van de gronden betreffen of voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt, vergunning is verleend.

2.14.6.

De vergunning zoals bedoeld in lid 4 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen die gemoeid zijn met instandhouding van de desbetreffende transportleiding.

2.14.7.

De vergunning wordt niet verleend dan nadat de desbetreffende leidingbeheerder is gehoord.