direct naar inhoud van Artikel 2.1 Algemene beschrijving in hoofdlijnen
Plan: Bestemmingsplan Schuytgraaf
Status: onherroepelijk
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.02020000643-

Artikel 2.1 Algemene beschrijving in hoofdlijnen

2.1.1. Inleiding

In dit artikel worden in hoofdlijnen de bedoelingen van het plan beschreven, alsmede de wijze waarop realisering van deze doeleinden wordt nagestreefd.

De beschrijving in hoofdlijnen bevat zowel bepalingen die zich richten tot burgemeester en wethouders (afstemming en instructie) als bepalingen die juridische binding beogen. Voorts bevat de beschrijving in hoofdlijnen elementen van beschrijvende aard.

2.1.2. Algemene uitgangspunten en doelstellingen
  • a. het bestemmingsplan beoogt het juridisch kader te scheppen voor de realisering van een woonwijk met voorzieningen en een NSstation ter uitvoering van de aan de gemeente Arnhem opgelegde woningbouwtaakstelling in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) en het Regionaal Structuurplan 2015 van het Knooppunt ArnhemNijmegen;
  • b. het bestemmingsplan beoogt voorts een juridisch kader te scheppen voor het verwezenlijken van een op duurzame ontwikkeling gericht beleid, met accenten op de thema's landschappelijke inpassing, duurzaam bouwen, verkeer en vervoer, water en duurzame energie;
  • c. het bestemmingsplan geeft tevens een kader voor de functionele en ruimtelijke invulling van het plangebied;
  • d. de verwezenlijking van het bestemmingsplan zal plaatsvinden met inachtneming van de hieronder beschreven kwalitatieve randvoorwaarden en voor zover van toepassing de kwalitatieve voorschriften in de uit te werken bestemmingen (artikel 11 Wet op de Ruimtelijke Ordening).

2.1.3. Ruimtelijke structuur

Het nieuwe woongebied Schuytgraaf vormt een uitbreiding van het grotere woongebied ArnhemZuid en wordt gekenmerkt door:

  • een zelfstandige van het bestaande stedelijk gebied gescheiden ontwikkeling die alleen bij de centrale ontsluiting van het gebied een relatie vormt met het bestaande stedelijk woongebied;
  • begrenzing aan de noordzijde door bestaand te handhaven agrarisch gebied bij de Drielse Rijndijk, aan de oostzijde door de bestaande te handhaven spoorlijn Arnhem Nijmegen, aan de zuidzijde en westzijde door de gemeentegrens;
  • een zo goed mogelijke inpassing in de bestaande structuur van kavelrichtingen, watergangen, landschappelijke elementen en geomorfologie;
  • inrichting aan de zuid en westgrenzen van het plangebied met een hoofdzakelijk groene inrichting (natuurontwikkeling, bos, water en groen- en recreatieve voorzieningen), alsmede behoud van de bestaande bebouwing(skarakteristieken);
  • inrichting van het geprojecteerde gebied dat wordt gedragen door een multifunctionele groenstructuur waarin afzonderlijke woongebieden, de velden, worden gerealiseerd.
2.1.4. Functionele structuur


Woongebieden

Onderscheid in velden
Het woongebied bestaat uit 25 velden, genummerd 1 t/m 10, 12, 14, 16, 17 en 20 t/m 25.
Deze velden behoren tot vier onderscheiden bestemmingen "WoondoeleindenI" (veld 20), "Woondoeleinden II" (velden 21 en 25), "Woondoeleinden III" (velden 1 t/m 10, 12, 14, 16, 17, 22, 23 en 24) en "Centrumdoeleinden - nader uit te werken" (velden 11, 13, 15, 18 en 19). Voor de bestemming Woondoeleinden I geldt, gemiddeld per veld, een minimale bebouwingsdichtheid van 25, en een maximale bebouwingsdichtheid van 30 woningen per hectare.
In de bestemming "Woondoeleinden II" bedraagt de woningdichtheid gemiddeld per veld minimaal 38 en maximaal 47 woningen per hectare.
In de uit te werken bestemming "Woondoeleinden III" geldt, per veld, een gemiddelde dichtheid van minimaal 25 en maximaal 47 woningen per hectare. Het bestemmingsplan onderscheidt velden met een lagere en velden met een hogere dichtheid.
In de bestemming "Centrumdoeleinden - nader uit te werken" worden woondoeleinden gerealiseerd met een gemiddelde dichtheid van minstens 45 woningen per hectare en maximaal 65 woningen per hectare, alsmede kantoren, winkels en voorzieningen.

Woningdifferentiatie en -capaciteit
In het plangebied worden overwegend woningen in de marktsector gebouwd. Ten minste 20% van de woningen dient in de sociale sector gebouwd te worden.

Het totaal aan gestapelde woningen bedraagt minimaal 10% en maximaal 20% van het totaal aantal woningen. Gestreefd wordt naar het realiseren van 15% gestapelde woningen. Een aanmerkelijk deel van de gestapelde woningen zal worden gerealiseerd binnen de bestemming "Centrumdoeleinden - nader uit te werken".

Fasering
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het realiseren van minimaal 6100 woningen en maximaal 6900 woningen in het plangebied over een periode van circa 10 à 12 jaar.

Als uitgangspunt voor de planontwikkeling geldt dat de gronden met de bestemmingen "Woondoeleinden-I" en "Woondoeleinden-II als eerste worden gerealiseerd in de periode 1999 - 2004. Daarna zal de ontwikkeling in noordelijke richting plaatsvinden, waarbij de uitwerking van de meest noordelijke velden 1 t/m 3 het sluitstuk zal vormen. De uitwerking van de velden 1 t/m 3 mag niet vóór 2006 geschieden.

Woonwagenstandplaatsen
Als uitgangspunt geldt dat maximaal 15 standplaatsen in het plangebied worden gerealiseerd in de velden 2, 9 en 10 met een maximum van vijf standplaatsen per veld.

Parkeernormen
Bij de toepassing van parkeernormen in het plangebied zal de als bijlage II bij de voorschriften opgenomen normering worden gehanteerd.

Veilig wonen
Bij de opzet en realisering van het plan is het streven er op gericht dat woningen en de woonomgeving voldoen aan specificaties die gelden voor het Politiekeurmerk veilig wonen.

Duurzaam veilig
Met betrekking tot de inrichting van het openbaar gebied wordt uitgegaan van een "duurzaam veilige" inrichting, als bedoeld in het "Convenant Duurzaam veilig".

Zon-oriëntatie
Voor het plangebied geldt als uitgangspunt dat minimaal 60% van de woningen op het zuiden, tussen zuidoost en zuidwest georiënteerd moet zijn.

Duurzaam bouwen
Het plan Schuytgraaf zal op elk schaalniveau duurzaam worden ontworpen.

Duurzaam bouwen richt zich op vier schaalniveau's:

  • 1. het niveau van het bestemmingsplan (de opzet van de ruimtelijk-functionele structuur);
  • 2. het niveau van de stedenbouwkundige deelplannen;
  • 3. het niveau van de concrete bouwplannen voor woningen en/of concrete inrichtingsplannen voor het openbaar gebied;
  • 4. het niveau van het gebruik en het beheer.

Op elk van die schaalniveau's zullen de 8 thema's (water, energie, verkeer, sociale duurzaamheid, grondstoffen, afval, landschap, en flora/fauna) in samenhang (van ontwerp tot en met het gebruik) moeten worden behandeld. Daarbij gaat het dus om de toetsing van ontwerpen aan het "Pakket Duurzame Stedenbouw in het KAN" (mei 1997) en de "Nota Duurzaam Bouwen".

Op het stedenbouwkundig planniveau dient:

  • a. te worden verantwoord op welke wijze aan de basismaatregelen als opgenomen in het "Pakket Duurzame Stedenbouw in het KAN (mei 1997)" is voldaan;
  • b. te worden veiliggesteld dat bouw, inrichting en gebruik van het gebied kan worden uitgevoerd volgens het "Politiekeurmerk Veilig Wonen (december 1996, zesde druk)";
  • c. te worden veiliggesteld dat bouw, inrichting en gebruik van het gebied kan worden uitgevoerd overeenkomstig het "Handboek voor Toegankelijkheid 2e herziene druk".

Op het bouwplanniveau dient:

  • a. bij woningbouw een verantwoording te worden gegeven op welke wijze wordt voldaan aan het "Nationaal Pakket Woningbouw" (maatlat 1998), waarbij naast de daarin opgenomen vaste en kostenneutrale maatregelen, tevens een dusdanige hoeveelheid variabele maatregelen getroffen worden, zodat met het totaal aan maatregelen een meerinvestering van ¦ 2.000 ten opzichte van de referentiewoning wordt bereikt; bij utiliteitsbouw gaat het om een verantwoording ten opzichte van het "Nationaal Pakket Utiliteitsbouw";
  • b. in overleg met de gemeente de keuze en het gebruik van materialen in functie van de doelstellingen van het duurzaam bouwen te worden geoptimaliseerd;
  • c. te worden veiliggesteld dat per bouwveld één van de volgende dubo-thema's:
    - energie,
    - water,
    - materialen en bouwsystemen,
    - beperken van afval,
    - binnenmilieu,
    op een hoogwaardige manier wordt uitgewerkt, waarbij minimaal 4% van de woningbouw als demonstratieproject, in functie van de doelstellingen van het duurzaam bouwen worden ontworpen en gebouwd;
  • d. te worden voldaan aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen;
  • e. te worden voldaan aan het "Handboek voor toegankelijkheid", met als maatstaf het basisprogramma uit de nota "Nieuwegein bouwt aanpasbaar".

Zowel op stedenbouwkundig niveau als op bouwplanniveau moet er rekening mee worden gehouden dat aanpassing aan gewijzigde inzichten met betrekking tot duurzaam bouwen nodig kan zijn, waarbij het ambitieniveau (prestatie hoger in de loop der tijd) gewaarborgd dient te blijven.

Voorzieningen
In het plangebied wordt uitgegaan van concentratie van winkels en kantoren bij het station in de bestemming "Centrumdoeleinden - nader uit te werken". In het plan wordt voorts rekening gehouden met de realisering van onderwijsvoorzieningen en eerstelijns maatschappelijke voorzieningen binnen de velden.

Verkeer en vervoer
Bij de opzet van het bestemmingsplan is er van uitgegaan dat de geprojecteerde woonwijk optimaal ontsloten zal worden voor het openbaar vervoer en het langzaamverkeer. Het bestemmingsplan beoogt mede gestalte te geven aan het door de gemeente geformuleerde beleid om vermijdbaar autogebruik te beperken.
Het plangebied wordt naar de stad toe ontsloten door het aanleggen van een hoofdontsluitingsweg in het verlengde van de Burgemeester Matsersingel die de spoorlijn kruist nabij het geprojecteerde NSstation.
De centrale ontsluitingsweg, in het bestemmingsplan bestemd voor "Verkeersdoeleinden wegverkeer", zal als onderdeel van de nog aan te leggen N837 tevens een doorgaande functie vervullen voor het verkeer tussen Arnhem en Heteren (A50).
De wijkontsluitingsweg zal overeenkomstig de op de kaart gegeven bestemming "Verkeersdoeleindenwegverkeer" in een lusvormige structuur worden gerealiseerd; uitgangspunt is dat de kruisingen van de wijkontsluitingsweg met de centrale ontsluitingsweg in de vorm van een rotonde zullen worden uitgevoerd;
De buurtontsluitingswegen zullen worden gerealiseerd binnen een afstand van 50 meter uit de op de kaart gegeven aanduidingen.

Het bestemmingsplan voorziet in een centraal gelegen NSstation met enkele door het plangebied voerende buslijndiensten.
Voor het langzaamverkeer dient een fijnmazig fietspadennet te worden gerealiseerd met enkele directe verbindingen naar het centrum van de stad. Binnen een afstand van maximaal 50 m van de op de kaart aangeduide fietsroutes dienen hoofdroutes voor het fietsverkeer te worden gerealiseerd met een rijbaanbreedte van minimaal 1,50 m per rijrichting. De routes dienen door uniformiteit in vormgeving als zodanig goed herkenbaar te zijn. Uitgegaan wordt van zo min mogelijk obstakels en onderbrekingen in deze fietsroutes.

Wijkontsluitingsweg
De ringvormige ontsluitingsweg wordt gekenmerkt door een ruim profiel. De weg wordt in en tussen de velden zoveel mogelijk begeleid met bomen en door voorkanten van woonbebouwing. De afstand van bebouwing tot het hart van de weg bedraagt ten minste 15 meter.

Leidingen, straalpad
Het plan gaat uit van het in beginsel handhaven van bestaande hoofdleidingen.
Met betrekking tot in het plan opgenomen straalpaden geldt een bouwhoogtebeperking in de bestemming "Centrumdoeleinden - nader uit te werken".

Groenvoorzieningen en natuurontwikkeling
Het plan beoogt het realiseren van een samenhangende groenstructuur waarin de kenmerken van de bodemkundige en landschappelijke karakteristiek van de Betuwe in het plangebied de identiteit van de groenstructuur vormen, met name in de vorm van openheid, afgewisseld met bosgroepen en singelvormige beplantingen. Behoud en ontwikkeling van de oorspronkelijke landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden en karakteristieken, alsmede het integreren daarvan in de stedenbouwkundige opzet van het plan gelden als randvoorwaarde voor de planontwikkeling.
De groenstructuur zal in aansluiting op het omringende landschap bestaan uit twee in noord-zuidrichting gesitueerde ecologische verbindingszones; een droge zone in het oostelijk gedeelte van de wijk en een natte verbindingszone in het westelijk gedeelte van de wijk. Voorts worden enkele ecologische corridors (dwarsverbindingen) gerealiseerd.
Het plan beoogt het oorspronkelijk beeld van boomgaarden en weiden in het noordelijk deel van het plangebied te behouden en te integreren in de woonwijken.
Groen- en recreatieve elementen die niet passen in de ecologische zones dienen gesitueerd te worden in het lineaire park, dat naast groenvoorzieningen ook recreatief medegebruik omvat.

Water en waterhuishouding
In het plangebied wordt beoogd een duurzaam watersysteem te realiseren, waarbij als uitgangspunt geldt het zorgvuldig omgaan met water, het tegengaan van verdroging en het scheiden van vuil en schoon water.
In het plangebied dient een gezamenlijke oppervlakte aan oppervlaktewater gerealiseerd te worden van ten minste 16 hectare.
De geprojecteerde hoofdwatergangen en waterpartijen dienen te worden gerealiseerd als op de kaart is aangegeven.
De watergangen dienen als een herkenbaar en structurerend element gerealiseerd te worden.

Archeologie
Met betrekking tot de in het plangebied aanwezige archeologische vindplaatsen, voorzover gelegen in de toekomstige groengebieden geldt een aanlegvergunningenstelsel.
De vindplaats nabij de aansluiting van de hoofdontsluitingsweg op de Burgemeester Matsersingel (vindplaats nr. 10) is voorts als archeologisch monument aangemerkt.