direct naar inhoud van 4.9 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Bestemmingsplan Weerdjes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.790-0301

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Het plangebied ligt in de overgangszone van de stuwwal naar het rivierengebied. De stuwwal is in de voorlaatste ijstijd, het Saalien, ontstaan toen landijs zich vanuit het noorden naar Nederland uitbreidde en grond tot heuvels opstuwde. Aan de rand van de ijslobben ontstonden diepe glaciale bekkens zoals het IJsseldal en de Gelderse Vallei. Voor die tijd stroomden Rijn en Maas in noordwestelijke richting, ongeveer het huidige IJsseldal volgend. Door de komst van het ijs en de vorming van de stuwwal bogen de rivieren bij Arnhem in westelijke richting af, een situatie die in de laatste ijstijd permanent zou worden, ook doordat de bedding van de Rijn zich zodanig had verhoogd, dat de westelijke stroomrichting de 'weg van de minste weerstand' betekende. Het zuidelijke deel van de binnenstad, waaronder het plangebied, bevindt zich ter hoogte van het oude Rijndal. De Rijn verlegde zich in het Holoceen en dan met name vanaf de bronstijd meer in zuidelijke richting doordat de zeespiegel steeg en het oude glaciale dal volgesedimenteerd raakte. De rivier ging zich buiten het oude dal verleggen. Pas in 1531-1536 kwam de Rijn weer langs de stad te lopen, toen in opdracht van de hertog meanderlussen werden doorgraven.

De flank van de stuwwal was vanwege zijn biodiversiteit een gunstige woonlocatie. De eerste boeren vestigen zich rond 3000 v. Chr. al nabij beken en een groot erosiedal, waar op korte afstand verschillende landschappen konden worden geëxploiteerd. Uiteindelijk ontstaan op de flank ook middeleeuwse nederzettingen als Arnhem, Velp en Oosterbeek, samenhangend met grootschalige ontginningen vanaf de 8e eeuw.

In Arnhems pre-stedelijke periode was het plangebied een meer perifere zone. De Rijn liet nog regelmatig haar invloed gelden. Archeologisch onderzoek op de Markt heeft flinke Rijnsedimenten aangetoond met verspoeld vondstmateriaal van voor de 11e eeuw. Een theorie is dat een oude nederzettingskern, liggend bij de Sint Maartenskerk die al in 893 genoemd wordt en zich onder de huidige Eusebiuskerk bevindt, door de Rijn verzwolgen is. Indien juist, dan kan nabij het oude Rijndal in de binnenstad bewoning worden verwacht, ook uit eerdere perioden, maar moet rekening worden gehouden met aantasting door de Rijn. Dat is ook aangetoond bij de opgraving van het Kenniscluster (2011), waar Rijnafzettingen zo krachtig waren dat ze plaatselijk de stuwwal-afzettingen hadden ondergraven.

Niettemin komt een deel van het plangebied vanaf de 13e en 14e eeuw binnen of op de stadsmuren te liggen. De Weerdjesstraat valt samen met de locatie van een oude vestinggracht die ook als haven is gebruikt. Noordelijk bevond zich de stadsmuur. De rest van het plangebied ging tot de stad behoren met de uitbreiding van de vestingwerken in opdracht van prins Maurits, aanvoerder van het Staatse leger in de strijd tegen de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De opname binnen de middeleeuwse stadsmuur betekende de ontwikkeling van een middeleeuws stadswijkje; de Weerdjes (aanvankelijk een 'leeg' uiterwaardengebied) raakte later bebouwd. In de vroege 19e eeuw zien we hier diepe percelen met spaarzame bebouwing; het gebied heet dan 'Stadstuinen'. Hierna zou het ingebreid raken.

Conclusie

Het plangebied heeft een gedifferentieerde verwachtingskans. De locatie van de stadsmuren, en middeleeuwse bebouwing waarvan net een deel wordt aangesneden, betreft archeologisch waardevol gebied. Daarbuiten geldt een hoge verwachtingskans op archeologie, waarbij de mogelijk aantasting door Rijnerosie wel in acht moet worden genomen. De zone die binnen de stadsmuren kwam te liggen na de uitbreiding daarvan in opdracht van Prins Maurits heeft een middelhoge verwachtingskans op archeologische resten ouder dan de 19e eeuw. Dit vanwege het redelijk extensieve gebruik van het plangebieddeel. Wel kan hier afval uit de stad zijn opgebracht, ook als tuinbemesting. De verwachtingszones van de maatregelenkaart moeten naar de plankaart worden vertaald, met bijbehorend regiem zoals in het beleidskader van dit bestemmingsplan is toegelicht. Archeologische omgang dient vervolgens in de regels van het bestemmingsplan te worden opgenomen.

Cultuurhistorie 

Historische ontwikkeling

Zie paragraaf 2.2.

Cultuurhistorische karakteristieken

  • (historisch ruimtelijk): Het gebied van de Weerdjes kreeg in de 19de eeuw haar huidige structuur (Plan Heuvelink). Deze is, ondanks de verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Wederopbouw, nog steeds herkenbaar in de verkaveling (o.a. tracé Rijnkade, Nieuwstraat, Weerdjesstraat en het zuidelijk deel van de Vossenstraat). De locatie van de Rijnkade heeft ook een relatie met de vroegere vestingwerken (waarvan zich op meerdere plekken in het plangebied sporen kunnen bevinden).
  • (historisch bouwkundig): Langs de Rijnkade, Nieuwstraat en Roermondsplein staan diverse monumenten en beeldbepalende panden uit de 19e eeuw en eerste helft van de 20e eeuw. Het betreft veelal 19de eeuwse herenhuizen, maar ook wel panden met woning en bedrijfsfunctie op de begane grond. Een aantal gevelwanden is door het bijzondere samenhangende karakter van rooilijnen, verkavelingsstructuren en bebouwing als waardevol aangegeven op de cultuurhistorische waardekaart. Noemenswaardig zijn ook de twee 19de eeuwse sluiskleppen aan de Rijnkade (rijksmonumenten).
  • waardevol groen: Langs de Rijnkade is monumentale beplanting aanwezig in de vorm van merendeels linden en enkele kastanjes. Langs de oostzijde van het Roermondsplein staat een aantal beeldbepalende platanen en linden.Aan de noordzijde van de Weerdjesstraat is een perk met 4 monumentale oude platanen.

Op de cultuurhistorische waardekaart (2007) zijn de cultuurhistorisch waardevolle elementen weergeven. (NB kaart behoeft een update; de voormalige vestingwerken bijv. zijn nog niet ingetekend).

De volgende objecten hebben een monumentale status:

ADRES   STATUS   SOORT   BOUWJAAR  
Weerdjesstraat 92   Gemeentelijk monument   pand met bedrijfs- en winkelruimte   1865  
Nieuwstraat 58   Gemeentelijk monument     1875  
Nieuwstraat 54   Gemeentelijk monument     1860  
Nieuwstraat 42   Gemeentelijk monument   pand met bedrijfs- en winkelruimte   1865  
Rijnkade 28 1-8 tegenover   Rijksmonument   spuisluis    
Rijnkade 8   Rijksmonument   herenhuis   1853  
Rijnkade 7   Rijksmonument   herenhuis   1853  
Roermondsplein 37 A   Gemeentelijk monument   herenhuis   1860  
Roermondsplein 37   Gemeentelijk monument   herenhuis   1860  
Rijnkade 6   Rijksmonument   herenhuis   1853  
Rijnkade 5   Rijksmonument   herenhuis   1853  
Rijnkade 4   Rijksmonument   herenhuis   1853  
Rijnkade 3   Rijksmonument   herenhuis   1853  

Het plangebied grenst met de noordzijde aan het (gemeentelijk) beschermd stadsgezicht Binnenstad en Singels.

Waardering

In het plangebied bevinden zich cultuurhistorische waarden die historisch ruimtelijk en historisch bouwkundig van belang zijn. De volgende zaken hebben hoge cultuurhistorische kwaliteit:

  • de gehele Rijnkadezone en delen van de aan de noordzijde aansluitende gevelwanden en achterliggende verkavelingsstructuren, teruggaand op het derde kwart van de 19de eeuw.
  • De Nieuwstraat met westelijke gevelwand en achterliggende perceelstructuren. Hier bleef een laat 19de eeuws gevelbeeld grotendeels intact, hetgeen binnen het Weerdjesgebied zeldzaam is.
  • De 19de eeuwse oostelijke gevelwand met verkavelingsstructuren van het Roermondsplein. Hier bleef het laat 19de eeuwse bebouwingsbeeld met herenhuizen en de onderliggende 19de eeuwse perceelsstructuren intact.
  • De 19de eeuwse verkavelingstructuur, die ontstaan is op basis van Plan Heuvelink, is nog steeds herkenbaar in het plangebied. Deze ruimtelijke structuren zijn van historisch-stedenbouwkundige waarde. Ze zijn van belang als verwijzing naar de ingrijpende stedenbouwkundige ontwikkelingen in het 19de eeuwse Arnhem.

In dit bestemmingsplan is de huidige situatie bestemd. Dat betekent dat de bestaande voorgevelrooilijnen en de bestaande stedenbouwkundige structuren zijn vastgelegd. Dat geldt ook voor de hoogte van de bebouwing. Hiermee zijn de beschreven cultuurhistorische waarden zo optimaal mogelijk beschermd. In een bestemmingsplan kan het aanzicht van panden niet worden geregeld. Hiervoor zijn andere middelen (Monumentenwet en welstand).

Conclusie

Hoewel het plangebied als gevolg van de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw sterk is gewijzigd, zijn relevante cultuurhistorische structuren en objecten aanwezig. Deze cultuurhistorische waardevolle objecten en structuren, zoals hierboven beschreven, worden in dit bestemmingsplan gehandhaafd en beschermd.

Bovenstaande inbreng is grotendeels gebaseerd op de Cultuurhistorische analyse gebied Rijnboog, (Monumenten Adviesbureau, 2002). Apart cultuurhistorisch onderzoek is niet nodig.