Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
-
2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in artikel 5.1 mits:
-
a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
-
b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
-
1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
-
2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
-
3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
-
4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
-
3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
-
a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3, en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
-
b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
-
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
-
1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
-
2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte van dat bouwwerk;
-
3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder.