direct naar inhoud van 4.2 Milieu- en omgevingsaspecten
Plan: Bestemmingsplan Akzo en omgeving
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.753-0201

4.2 Milieu- en omgevingsaspecten

4.2.1 Geluid

Onderzoek.

Er is geen akoestisch onderzoek naar aanleiding van eventuele geluidhinder als gevolg van wegverkeer en spoorwegverkeer verricht. Het bestemmingsplan voor het Akzo-terrein heeft namelijk een consoliderend karakter. Binnen dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt en het oprichten van geluidgevoelige bebouwing wordt uitgesloten.

Vanwege het consoliderend karakter van het plan is ook geen onderzoek verricht naar aanleiding van eventuele andere vormen van geluidhinder (van industrieën en/of van bedrijven).

Conclusie.

Zoals aangegeven zijn of worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten binnen het bestemmingsplan voor het Akzo-terrein geprojecteerd. De Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid leggen geen beperkingen op voor het vaststellen van het bestemmingsplan voor het Akzo-terrein.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Onderzoek.

Er is geen onderzoek verricht omdat het bestemmingsplan voor het Akzo-terrein een consoliderend karakter heeft. Binnen dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er geen extra verkeer, buiten de normale autonome groei, word gegenereerd.

Conclusie.

Doordat er geen (planologische) wijzigingen plaatsvinden vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.2.3 Hinder

Onderzoek/inventarisatie functies in het plangebied.

De volgende functies, die vallen onder de werking van de Wet Milieubeheer, zijn in het plangebied aangetroffen: 1. bedrijven; 2. een tennispark, 3. kantoren, en 4. wonen naast werken (dit wonen wordt uitgeoefend in een deel van het gebouw Grote Enk en ook als zodanig bestemd).

Toetsing aan deze wetgeving leidt tot de volgende constateringen.

ad 1. Binnen het plangebied en binnen de bestemming bedrijf liggen twee bedrijven: Teijin Aramid en AkzoNobel Nederland. Deze bedrijven hebben een milieuvergunning waarbij getoetst is ten opzichte van de dichstbijzijnde woningen.

De bestemming bedrijven binnen het plangebied betreft bedrijven tot milieucategorie 2 behalve de locatie van het bedrijf Teijin Aramid. Dit is een milieucategorie 3.2 locatie. Ten opzichte van een rustige woonwijk geldt een richtafstand van 100 meter en ten opzichte van een gemengd gebied (wonen naast werken) een richtafstand van 50 meter. Het bedrijf AkzoNobel Nederland is op dit moment nog een milieucategorie 3.2 bedrijf. Door het wijzigen van het bedrijf blijft er een laboratorium over en wordt het ook een milieucategorie 2 bedrijf. Ten opzichte van een rustige woonwijk geldt een richtafstand van 30 meter en ten opzichte van een omgevingstype gemengd gebied een richtafstand van 10 meter.

ad 2. Tennisparken zijn milieucategorie 3.1 bedrijven. Ten opzichte van een rustige woonwijk geldt een richtafstand van 50 meter. Ten opzichte van een gemengd gebied (wonen naast werken) geldt een richtafstand van 30 meter. In het kader van de milieuvergunning (Activiteitenbesluit) is er getoetst ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen.

ad 3.Kantoren zijn milieucategorie 1 bedrijven. Ten opzichte van een rustige woonwijk geldt een richtafstand van 10 meter. Ten opzichte van een gemengd gebied (wonen naast werken) geldt geen richtafstand.

ad 4. De bedrijven, binnen het gebied waar het wonen naast werken plaatsvindt, zijn milieucategorie 1 en/of 2 bedrijven. In het algemeen geldt dat bij ontwikkelingen binnen de richtafstand er gemotiveerd van deze afstand kan worden afgeweken. Hierbij wordt ingezoomd op de vergunde situatie van bedrijven om te beoordelen of een ontwikkeling op die locatie past. De aanwezige bedrijven binnen het plangebied hebben een milieuvergunning waarbij getoetst is ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen.

Conclusie.

De volgende voorwaarde voor het bestemmingsplan worden gesteld:

Binnen de bestemming bedrijf is de milieucategorie maximaal 2. Voor de locatie van Teijin Aramid geldt een uitzondering. Daar is de milieucategorie maximaal 3.

Verder zijn er vanuit hinder geen voorwaarden gesteld omdat er binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien.

Bovengenoemde milieucategorieën zijn in het bestemmingsplan opgenomen.

Op de plankaart en in de regels zijn aangegeven waar bedrijven in maximaal categorie 2 en waar bedrijven in maximaal categorie 3 zijn toegestaan.

4.2.4 Externe veiligheid

Inventarisatie risicovolle activiteiten binnen het plangebied.

Teijin Aramid (Velperweg 76)

Het bedrijf Teijin Aramid heeft een milieuvergunning uit 2010. Binnen het bedrijf wordt oleum (rokend zwavelzuur) opgeslagen. In verband met deze opslag is er onderzoek gedaan naar externe veiligheid. Hieruit volgt dat de 10-6 PR contour binnen de grenzen van de inrichting niet meer dan een stip is. Buiten deze grenzen is er geen 10-6 PR contour.

Gasontvangststation (GOS)

Het GOS ligt op het bedrijvengedeelte en is een volgens het Activiteitenbesluit een type C GOS. Dit betekent dat er ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten (bedrijven) rekening moet worden gehouden met een veiligheidsafstand van 4 meter. Hieraan wordt voldaan.

Spoortraject Arnhem Zutphen

Binnen het plangebied ligt het spoortraject Arnhem-Zutphen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In het kader van de ontwikkeling binnen Presikhaaf (Blauwe Weide en Het Podium) is er onderzoek gedaan naar externe veiligheid (DGMR V.2009.1253.01.R001). Dit onderzoek kan ook worden gebruikt voor het Akzo-terrein omdat dit gebied in de berekening is meegenomen. Uit het onderzoek volgt dat er op het spoortraject Arnhem – Zutphen geen 10-6 PR contour is.

Ondergrondse aardgasleiding (8 inch, 40 bar)

Binnen het plangebied ligt een ondergrondse aardgasleiding met een diameter van 8 inch en een maximale druk van 40 bar. Deze ondergrondse aardgasdleiding heeft geen 10-6 PR contour. Wel moet op de plankaart een belemmerende strook van 4 meter (vanuit het hart van de leiding) worden aangegeven.

Verantwoording groepsrisico.

Het gaat om een beheerbestemmingsplan. In het kader van de milieuvergunning voor Teijin Aramid is er een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. Uit dit onderzoek volgt dat de orienterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Uit het onderzoek van de DGMR in het kader van de nieuwe ontwikkeling binnen Presikhaaf volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico door het transport van gevaarlijke stoffen en in de omgeving van de ondergrondse aardagsleiding niet wordt overschreden. Binnen het plangebied zijn geen ontwikkelingen voorzien, dit betekent dat het groepsrisico niet zal toe- of afnemen en er geen verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.

Conclusie.

De volgende voorwaarden voor het bestemmingsplan worden gesteld:

- Er is geen 10-6 PR contour. Wel moet op de plankaart een belemmerende strook van 4 meter aan beide zijden vanuit het hart van de ondergrondse aardgasleiding worden opgenomen.

- Er vindt geen verantwoording van het groepsrisico plaats omdat er binnen het plangebied geen ontwikkelingen zijn voorzien waardoor het groepsrisico zal toe- of afnemen.

Genoemde voorwaarden zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Op de plankaart is de ondergrondse aardgasleiding en de belemmerende strook opgenomen en terzake in de regels bepalingen opgenomen.

4.2.5 Groen en ecologie

Beschrijving bestaande situatie.

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit hoogbouw en bedrijfspanden. Het westelijk deel is sportterrein, omgeven door beplanting. Aan de Velperweg, op een binnenterrein van de Akzo en aan de spoorzone is groen aanwezig, deels met oude bomen. De zone aan de Velperweg is structureel groen (Groenplan 2004). Aan de Vosdijk en de Velperweg staat een structurerende bomenrij (Groenplan 2004).

In 2008 is in het kader van de nieuwbouw in het noordoosten van het plangebied, het Velperparc, een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd (SAB 2008). En in 2000 is door de "Vogelwerkgroep Arnhem en omgeving" een broedvogel inventarisatie uitgevoerd.

Er zijn geen streng beschermde soorten (tabel 3, Flora- en faunawet) aangetroffen, die het plangebied als vaste rust en verblijfplaats gebruiken. Wel zijn enkel gewone dwergvleermuizen en een enkele watervleermuis foeragerend waargenomen. De bomenrij aan de Vosdijk wordt ter oriëntatie gebruikt door vleermuizen om van noord naar zuid te vliegen. Het is niet onderzocht of dit een vliegroute is (Vleermuiswerkgroep Gelderland).

Ook komen er waarschijnlijk kleine grondgebonden zoogdieren (egel, kleine marterachtigen) en amfibieën (bruine kikker, gewone pad) voor. De soorten zijn licht beschermd conform tabel 1 van de Flora- en faunawet. De bruine kikker en de gewone pad gebruiken de vijver aan de Velperweg waarschijnlijk als voortplantingswater. In de vijver komen bermpjes voor (vissen), beschermd conform tabel 2 van de Flora- en Faunawet (Ekoza 2010).

In de bomen en struiken broeden houtduif, merel, koolmees en pimpelmees. De groene specht gebruikt het gebied en dan met name de oude bomen om te foerageren.

Beschrijving ontwikkelingen.

Alle ontwikkelingen en ingrepen (ook de ontwikkelingen die passen binnen het vigerende bestemmingsplan), moeten worden getoetst aan de geldende wet- en regelgeving. De Flora- en fauna wet is op het gehele plangebied van toepassing, waarbij met name de algemene zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet) van toepassing is.

Er zijn echter geen ontwikkelingen in het plangebied. Er worden geen bestemmingen gewijzigd waarbij de ecologische doelstellingen van de wet- en regelgeving in geding komen. Er is dus geen toetsing op de wet- en regelgeving nodig.

Conclusie.

Er zijn geen belemmeringen. De huidige bestemmingen dragen bij aan de geldende ecologische doelstellingen van de wet- en regelgeving en er zijn geen ontwikkelingen of ingrepen.
De zone aan de Velperweg en een smalle zone langs de Vosdijk is structureel groen (Groenplan 2004). Deze zone niet mag worden gebouwd en het groen (bomen) en water moet behouden blijven.

Genoemde voorwaarden zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Waar het structureel groen in het plan is gerealiseerd is het ook als zodanig bestemd.

4.2.6 Water

Beschrijving van de watersystemen in het plangebied.

Oppervlaktewater: In het projectgebied is maar zeer beperkt oppervlaktewater aanwezig. In de noordoosthoek ligt een stukje beekriool van de Molenbeek. Dit beekriool begint op de Oude Velperweg ter hoogte van de kruising met de Velperweg en loopt door tot aan de Willem van Gulikstraat waar de beek weer zichtbaar wordt. Het beekriool zelf ligt in dit tracé onder de hoofdrijbaan van de Velperweg.

Langs de noordrand van het plangebied ligt een grote vijver die particulier eigendom. De beek en de vijver hebben onderling geen verbinding.

In het zuidwesten tegen het plangebied en het tennisterrein van Molenbeke aan, ligt een watergang die deel uitmaakt van het watersysteem van de wijk Molenbeke.

Grondwater: Het gebied ligt op de overgang van stuwwal naar rivierengebied. Het Akzo-terrein is in het verleden opgehoogd en de bodemopbouw is wisselend, van matig fijn tot matig grove zanden. ln het noordoostelijke deel van het voormalig Akzo-terrein zijn boringen uitgevoerd waarbij blijkt dat het gebied tot een boordiepte van 5 meter uit zand bestaat. Westelijk van de Vosdijk bestaat de ondergrond uit een laag van 2 m zand met daaronder een leemlaag van 2 m. Dit is een natuurlijk bodemopbouw. Bij veranderingen in de bodem moeten de gevolgen op de grondwaterstromingen goed in beeld gebracht worden door bijvoorbeeld een geohydrologisch onderzoek om geen negatieve veranderingen teweeg te brengen. De naastgelegen wijk Molenbeke heeft door leemlagen en lemige zandlagen al hoge (schijn)grondwaterstanden.

De grondwaterstand in het gebied is ca. 11,5 m. + N.A.P. bij een maaiveldhoogte van 14 tot 16 m. + N.A.P. op het Akzo-terrein. Het tennisterrein ligt op de oorspronkelijke maaiveldhoogte van ca. 12 m. + N.A.P.

De globale stromingsrichting van het diepe grondwater is noord-zuid. De grondwaterstroming gaat van de Veluwe richting de IJssel en de Betuwe.

Afvalwatersysteem: Het Akzo-terrein heeft een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Dit houdt in dat het vuilwater en het regenwater gescheiden wordt afgevoerd. De eerste stroom van het regenwater komt niet in het vuilwaterriool, dit op last van het waterschapRijn en IJssel..

Het tennisterrein heeft een gescheiden stelsel waarbij het regenwater in de nabij gelegen watergang loost.

Al het afvalwater van Arnhem Noord komt uiteindelijk terecht bij de afvalwaterzuiveringsinstallatie Nieuwgraaf in Duiven.

De al ontwikkelde delen in het noordoosten hebben, dan wel krijgen, een geïntegreerd systeem. Hierbij mag het regenwater alleen nog maar oppervlakkig worden afgevoerd als verwerken op eigen terrein niet mogelijk is. Bij ontwikkelingen moet een geïntegreerd rioolstelsel worden aangelegd. Hemelwater afkomstig van verontreinigde oppervlakten zoals parkeerplaatsen en wegen moet worden gereinigd voordat het wordt aangeboden op het openbaar terrein.

Overleg gemeente en waterbeheerders: het plan is voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel.

Conclusie.

Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn dat:

- zonder aanvullend geo-hydrologisch onderzoek niet verdiept mag worden gebouwd;

- aandacht moet zijn voor de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze mogen niet beperkt worden in hun functioneren. De waterattentiekaart staat hieronder afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.753-0201_0003.jpg"afbeelding 3: waterattentiekaart

4.2.7 Bodem

Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Uit de inventarisatie is het volgende gebleken (kaartbijlage 1):

- ter plaatse van het bedrijvendeelgebied van dit bestemmingsplan is een (nog niet beschikt) geval van ernstige bodemverontreiniging bekend met zink. Daarnaast bevinden zich mogelijk nog meer kernen van verontreiniging op dit deelgebied en de aangrenzende spoordijk maar deze zijn nog onvoldoende in beeld.

- in de Vosdijk is op meerdere plaatsen sterke verontreinging vastgesteld met lood en PAK.

- het zuidelijke deel van het deelgebied "sport" (sportpark Molenbeke) maakt deel uit van het geval Vosdijk (vrm stort ENKA, loc. nr. 0322): tevens zijn in de wijk enkele gevallen van ernstige grondwaterverontreiniging met VOCl bekend waarvan er één vlek deels onder het tennispark is gelegen (Adolf van Nieuwenaarlaan).

- ter plaatse van de bestemmingsdeelgebieden kantoor en gemengd zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend.

Op basis van de bodemkwaliteitskaart is de verwachte bodemkwaliteit buiten de verdachte lokaties en/of bekende verontreingingscontouren, licht tot matig verontreinigd (zone 3) .


Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied ten bate van het beheerbestemmingsplan. Er zijn weliswaar meerdere (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig op of in de directe omgeving van het plangebied. Maar deze vormen voor zover nu bekend geen belemmering voor de aanwezige bestemmingen/functies. Wel is grondwaterontrekking niet mogelijk zonder inzicht in de effecten van de bemalingen op de grondwaterverontreiningen en instemming op de bemalingsplannen/onttrekking van het bevoegd gezag.

4.2.8 Archeologie en cultuurhistorie
4.2.8.1 archeologie

Het plangebied ligt op de flank van de Zuidoost-Veluwe stuwwal, in de overgang naar het rivierengebied. Volgens de archeolandschappelijke eenhedenkaart van Arnhem-Noord bevinden zich in het plangebied helling- en komafzettingen. Hellingafzettingen bestaan uit matig tot grof grind en werden gevormd tijdens de Laatste IJstijd, toen materiaal aan de voet van de stuwwal werd afgezet door erosieprocessen. Komafzettingen zijn pakketten (zandige) klei, eventueel met ingeschakelde veenlagen. Ze zijn ontstaan in het Holoceen, toen het klimaat opwarmde en rivieren een meanderend karakter kregen. Vanuit de rivieren werd zand (dichtbij) en klei (verder weg, de komgebieden) afgezet. In tegenstelling tot de zones waar zand is afgezet (oeverafzettingen/oeverwallen), zijn de komgebieden laagliggend en nat.

In het plangebied zijn geen vindplaatsen bekend. Enige jaren terug is de noordoostzijde met boringen onderzocht, maar hierbij zijn geen archeologische waarden gevonden. Oostelijk bevond zich klooster Bethanien. Net buiten het plangebied, noordoostelijk, is een crematiegraf met een onbekende datering evonden, evenals een koperen bijl uit de bronstijd.

De Velperweg staat al aangegeven op kaartmateriaal uit de 16e eeuw; mogelijk gaat de geschiedenis nog verder terug. Historisch kaartmateriaal uit de 19e eeuw toont hier bebouwing; ook deze kan teruggaan tot een vroeg-nieuwetijdse of laatmiddeleeuwse ontwikkeling.

Conclusie

De hellingafzettingen staan erom bekend dat ze een hoge kans op archeologische sporen hebben. Het betreft hier een gradientzone van waaruit verschillende landschappen konden worden geëxploiteerd. Dit wordt ondersteund door vindplaatsen in een buiten Arnhem; het ontstaan van vroegmiddeleeuwse kernen als Oosterbeek, Arnhem en Velp vond ook in deze zone plaats. Nabij het plangebied zijn in deze zone ook vondsten gedaan. Een deel van de Velperweg betreft archeologisch waardevol gebied wegens mogelijk aanwezige historische bebouwing. Het overige deel heeft een lage archeologische verwachting. Wegens de natte omstandigheden worden hier weinig tot geen relevante archeologische sporen verwacht.

Voor de verwachtingszones gelden de bepalingen uit de erfgoedverordening/maatregelenkaart (zie hierboven). Het gebied waar reeds onderzoek plaats heeft gevonden, komt niet meer in aanmerking voor vervolgonderzoek

Het plangebied heeft een gedifferentieerde verwachtingskans die met name met de landschappelijke ondergrond samenhangt. Hiervoor gelden de maatregelen zoals verwoord in de erfgoedverordening/zichtbaar op de maatregelenkaart. Het uiterst noordoostelijke deel, dat reeds onderzocht is, is vrij van verder onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.753-0201_0004.jpg"

afbeelding 4: archeologische waardenkaart

4.2.8.2 Cultuurhistorie

Het plangebied wordt vrijwel geheel in beslag genomen door de kantoren en bedrijfsgebouwen van AkzoNobel. Op basis van een cultuurhistorische inventarisatie zijn een aantal gebouwen en objecten aangewezen als beschermde monumenten. Enkele gebouwen zijn wel gekwalificeerd als cultuurhistorisch waardevol.(zie ook bijgevoegde lijst van rijks en gemeentelijk beschermde monumenten en cultuurhistorisch waardevolle objecten).

De Nederlandsche Kunstzijdefabriek werd in 1911 opgericht door J.C. Hartogs en werd gevestigd aan de Vosdijk. De AKU/ENKA groeide in korte tijd uit tot een zeer succesvolle onderneming, die vooral in de jaren '20 van de vorige eeuw sterk werd uitgebreid met diverse gebouwen van de hand van (huis)architect Beenker. In de jaren '50 volgden verdere grote uitbreidingen. In 1955 werd een nieuw hoofdkantoor gebouwd naar ontwerp van de Haarlemse architect H.T. Zwiers. Het complex werd in 1960 geopend en bestaat uit een min of meer T-vormige opzet. Het complex wordt gerekend tot de top 100 monumenten van de Wederopbouwperiode en is aangewezen als een rijks beschermd monument. De directievleugel (De Grote Enk) is inmiddels getransformeerd tot een apartementengebouw.


Conclusie

Het doel van bescherming is om de cultuurhistorische waarden in stand tehouden. Dit betekent niet dat aan beschermde monumenten geen wijzigingen kunnen plaatsvinden. Ze worden dus niet "bevroren". De eigenaar is overigens wel vergunningplichtig op grond van de Monumentenwet of de Arnhemse erfgoedverordening. Dit maakt het mogelijk om transformatieprocessen te kunnen begeleiden en te sturen. Het College van burgemeester en wethouders is vergunningbevoegd voor zowel gemeentelijk als rijks beschermde monumenten.

Afhankelijk van de aard van de ingreep heeft de minister (= rijksdienst voor cultureel erfgoed) een lichte (adviesrecht) of zwaardere rol (adviesplicht) in de vergunningprocedure m.b.t. rijks beschermde monumenten.

Het plangebied is geïnventariseerd op cultuurhistorische waarden. Verschillende gebouwen en objecten zijn aangewezen als gemeentelijk of rijks beschermde monumenten. Een transformatie van kantoren en bedrijfsgebouwen naar andere functies is in principe mogelijk, mits gestreefd wordt naar instandhouding van de cultuurhistorische betekenis.

Voorbeschermde rijksmonumenten: Tivolilaan 51-187 en 205 (Grote en Kleine Enk en de zgn Cocon)

Gemeentelijke monumenten: Gebouw C3 gehoorzaal; Gedenkteken 1942-1945; Zijderupscocon; Gedenkteken 1938

Potentieel beeldbepalend: Portiersgebouw; Gebouw B7; Gebouw B6.