Artikel 3.2 Vrijstellingsbepaling voor kunstwerken en bouwwerken van openbaar nut
1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in deze voorschriften ten behoeve van: a. het oprichten van kunstobjecten en gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemaaltjes, schakelhuisjes, wachthuisjes voor verkeersdiensten en telefooncellen - met uitzondering van motorbrandstoffenstations - zulks met een inhoud van maximaal 75 m3; b. het oprichten van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 18 meter; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie met een bouwhoogte van maximaal 20 meter; d. het oprichten van warmtedistributiestations met een oppervlakte per voorziening van maximaal 100 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.